Parketnummer: 24-001573-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-675782-09
Arrest van 28 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 18 juni 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot straffen en een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en daarbij een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een maand jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en voorts tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 4.972,73, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 8 augustus 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (die toen op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht in het gezicht, althans op en/of tegen het hoofd, heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 8 augustus 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een [aantal] afgebroken tand[en]), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht in het gezicht, althans op en/of tegen het hoofd, te trappen en/of te schoppen en/of meermalen, althans eenmaal, (telkens) met (een) tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht, althans op en/of tegen het hoofd, te stompen en/of te slaan;
meer subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 8 augustus 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht in het gezicht, althans op en/of tegen het hoofd, heeft getrapt en/of geschopt en/of meermalen, althans eenmaal, (telkens) met (een) tot vuist gebalde hand(en) in het gezicht, althans op en/of tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Overwegingen omtrent het bewijs van het primair ten laste gelegde
Verdachte heeft verklaard dat zijn aandeel in de vechtpartij op 8 augustus 2009 in café [naam] in [plaats] beperkt is gebleven tot een 'tikje' tegen het been van aangever [slachtoffer]. Uit het samenstel van verklaringen - met name uit die van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] - komt evenwel een ander beeld naar voren.
Het hof kan op grond van bedoelde verklaringen niet tot een andere conclusie komen dan dat aangever [slachtoffer] door een of meerdere slagen in het gezicht, hem toegebracht door [getuige 4], op de grond is gevallen en vervolgens door verdachte meermalen tegen het hoofd is geschopt. Wat het bij verdachte aanwezige opzet betreft, volgt het hof de redenering van de rechtbank, kort gezegd inhoudende dat de door verdachte gepleegde geweldshandelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel bij aangever en dat de factor geluk bepaalt of dergelijke risicovolle handelingen daadwerkelijk dat onomkeerbare gevolg hebben. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop willens en wetens aanvaard. Anders dan de rechtbank zal het hof verdachte aanmerken als pleger (en dus niet als medepleger), gelet op de specifieke aard van de primair ten laste gelegde handelingen, waarvoor alleen hij verantwoordelijk moet worden gehouden.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 8 augustus 2009 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer], die toen op de grond lag, meermalen, telkens met kracht, tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
poging tot doodslag.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van geweldpleging. De wijze waarop een en ander heeft plaatsgevonden blijkt genoegzaam uit de hiervoor opgenomen overwegingen omtrent het bewijs en uit de bewezenverklaring. Het incident vond plaats in het uitgaansleven, kennelijk onder invloed van alcoholhoudende drank en - zoals doorgaans te doen gebruikelijk bij dergelijke gebeurtenissen - zonder oorzaak, ratio of doel. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van aangever op vergaande wijze geschonden door hem tegen het hoofd te schoppen. Dat de gevolgen daarvan relatief beperkt zijn gebleven is louter aan het toeval te danken geweest. Gelet op zijn processuele houding lijkt het erop dat verdachte zijn verantwoordelijkheid voor het bewezen verklaarde grotendeels afwijst. Het hof neemt daarnaast in aanmerking dat een dergelijk incident een uiterst belastende ervaring is voor degenen die daarvan ongewild getuige zijn.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 september 2010, waaruit niet blijkt van een eerdere of latere veroordeling. Verdachte is derhalve aan te merken als "first offender".
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt in beginsel zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Daartoe is de rechtbank dan ook - gemotiveerd - overgegaan. De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is geweest van een eenmalige 'uitglijer' van een (destijds) minderjarige, die overigens geen justitiecontacten heeft of heeft gehad. De Raad voor de Kinderbescherming beschrijft in haar rapportages van 30 september 2009 en 17 mei 2010, dat verdachte op alle levensgebieden naar behoren functioneert en er geen reden is tot zorg voor zijn verdere ontwikkeling. Verdachte lijkt te hebben geleerd van deze indringende ervaring. Zulks wordt bevestigd door het beeld dat het hof ter terechtzitting van 14 december 2010 van de persoon van verdachte en van de betrokkenheid van zijn ouders heeft verkregen.
Alles afwegende, daarin tevens begrepen de vordering van de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie aan deze first offender (thans) een brug te ver is. Aan verdachte zal daarom een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd van na te melden duur. De daaraan te verbinden proeftijd van twee jaren beoogt verdachte ervan te weerhouden opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten. Uit het oogpunt van vergelding zal aan verdachte daarnaast een werkstraf worden opgelegd van na te melden omvang.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[slachtoffer], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat de benadeelde partij bij het treffen in café '[naam]' gebitsschade heeft opgelopen, die aanzienlijke financiële gevolgen in de vorm van tandartskosten mee heeft gebracht en mogelijk nog zal brengen. Niet vast te stellen is echter of deze schade het gevolg is van de door verdachte verrichte geweldshandelingen. Het hof heeft daarbij gelet op alle verklaringen op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien, alsmede op de aard en locatie van de aangevers verwondingen. Het hof acht het in de rede liggend, althans tenminste geenszins uitgesloten, dat de schade aan het gebit van aangever is veroorzaakt doordat één van de medeverdachten hem in het gezicht heeft gestompt. Nu het hof het primair ten laste zonder deelnemingsvorm bewezen heeft verklaard en er gerede twijfels bestaan met betrekking tot het causale verband tussen de bewezenverklaring en de vordering van de benadeelde partij, moet deze vordering als niet van zo eenvoudige aard worden geacht dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dit brengt mee dat de benadeelde partij en de verdachte elk de eigen kosten dienen te dragen voor dit deel van het geding, tot op heden bepaald op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot jeugddetentie voor de duur van één maand;
beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van honderd uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijftig dagen jeugddetentie;
verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij elk de eigen kosten zullen dragen, tot op heden bepaald op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.