ECLI:NL:GHLEE:2010:BO9063

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000867-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging, maar is in hoger beroep vrijgesproken van poging tot doodslag. Het hof oordeelde dat de door de verdachte gegeven schop in het gezicht van het slachtoffer niet had kunnen leiden tot diens dood, en dat er onvoldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, waarvoor een werkstraf van 80 uur werd opgelegd, met een voorwaardelijk deel van 40 uur vervangende jeugddetentie. De rechtbank had eerder een zwaardere straf geëist, maar het hof oordeelde dat de vrijspraken in de strafmaat moesten worden weerspiegeld.

De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 juni 2009, waarbij de verdachte een 13-jarige jongen tijdens een kermis in [plaats] een schop in het gezicht gaf. Het hof concludeerde dat de verdachte met zijn handeling de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had geschonden, maar dat er geen sprake was van opzet om het leven van het slachtoffer te beroven. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, maar er waren wel zorgen over zijn ontwikkeling en gedrag. Het hof hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte bij het bepalen van de straf.

De uitspraak van het hof is een voorbeeld van hoe de rechterlijke macht omgaat met geweldsdelicten, waarbij zowel de ernst van de daad als de persoonlijke omstandigheden van de dader in overweging worden genomen. Het hof heeft de artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast die relevant zijn voor de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000867-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-675723-09
Arrest van 28 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 26 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde en voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan die proeftijd dient de bijzondere voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich houdt aan de door de jeugdreclassering te geven voorschriften en aanwijzingen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof heeft ter terechtzitting de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat na de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag een nieuwe subsidiaire variant wordt toegevoegd, te kwalificeren als poging tot zware mishandeling, en dat de oorspronkelijk subsidiaire variant, te weten mishandeling, thans als meer subsidiair ten laste is gelegd.
Aan de verdachte is, het vorenstaande in aanmerking nemende, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) die [slachtoffer] in en/of tegen het gezicht heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 16 juni 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan een persoon, te weten [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht), die [slachtoffer] tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 16 juni 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) in en/of tegen het gezicht heeft geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het in en/of tegen het gezicht, dan wel op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam slaan van die [slachtoffer] en/of het tegen de be(e)n(en) en/of (elders) op en/of tegen het lichaam schoppen van die [slachtoffer] en/of het geven van een knietje in de maag van die [slachtoffer] en/of het op/naar de grond gooien/brengen van die [slachtoffer];
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 17 juni 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) in en/of tegen het gezicht, dan wel op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of tegen de be(e)n(en) en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of een knietje in de maag heeft gegeven en/of op/naar de grond heeft gegooid/gebracht, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever met zijn (geschoeide) voet in het gezicht heeft geraakt. Het hof zal deze handeling echter niet kwalificeren als een poging tot doodslag, gelet op de daaromtrent afgelegde verklaringen, waaronder die van verdachte zelf, en het bij aangever waargenomen (geringe) letsel (een bultje op het hoofd). Het hof leidt daaruit af dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte niet gericht is geweest op de dood van het slachtoffer en dat evenmin aannemelijk is geworden dat de kracht van de door hem gegeven schop daartoe had kunnen leiden.
Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal zal het hof verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, doch veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, nu het aan verdachte toe te rekenen risico van een dergelijk gevolg in de door verdachte verrichte en bewezen verklaarde handeling besloten ligt.
Met betrekking tot het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof dat er weliswaar wettig bewijs is voor de betrokkenheid van verdacht daarbij, maar dat dit bewijs het hof niet voldoende overtuigt. Het slachtoffer bleek, ook na herhaalde uitnodigingen daartoe, niet bereid om aangifte te doen. Het hof beschikt slechts over diens door verbalisanten gerelateerde verklaring alsmede over een de auditu verklaring van getuige [getuige]. Daartegenover staan de verdachte nadrukkelijk ontlastende verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Nu het hof niet overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zal verdachte daarvan - eveneens conform de vordering van de advocaat-generaal - worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1. subsidiair
hij op 16 juni 2009 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan een persoon, te weten [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, die [slachtoffer] tegen het gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1. subsidiair
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het
hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een 13-jarige jongen op de kermis in [plaats]. Wat begon als een kinderachtige ruzie over
de mate waarin kennelijk met een botsautootje was gebotst, eindigde in een door verdachte toegebrachte schop in het gezicht van aangever. Daargelaten het feit dat een zodanige handeling bepaald niet zonder risico is, heeft verdachte daarmee de lichamelijke integriteit van aangever geschonden. Voorts is dergelijk agressief gedrag uitermate ongewenst, met name in de openbare ruimte.
Het hof heeft daarnaast gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 23 september 2010, waaruit blijkt dat er weliswaar sprake is geweest van eerdere politie- en justitiecontacten, maar dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 20 augustus 2009 en 3 maart 2010 over verdachte gerapporteerd. Daaruit blijkt dat verdachtes ontwikkeling niet geheel zonder problemen verloopt, met name waar het gaat om vriendenkeuze, beïnvloedbaarheid en
een neiging tot "stoer" gedrag. Anderzijds is er sprake van een stabiele thuissituatie en - afgaande op de indruk die het hof daaromtrent ter terechtzitting heeft gekregen - betrokken ouders en een op zichzelf welwillende verdachte.
Alles afwegende zal het hof aan verdachte een werkstraf opleggen van na te melden omvang en modaliteit. Dat het onvoorwaardelijk deel daarvan afwijkt van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd, is gelegen in het oordeel van het hof dat de gegeven vrijspraken in die vordering in onvoldoende mate tot uitdrukking komen. Aan het voorwaardelijk deel zal het hof enkel de algemene voorwaarde verbinden dat verdachte zich in de daaraan te verbinden proeftijd zal onthouden van het plegen van strafbare feiten. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof oplegging van een bijzondere voorwaarde niet noodzakelijk, nu verdachte en zijn ouders bereid en in staat zijn gebleken om op vrijwillige basis hulp in te roepen en te willen voortzetten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot veertig uren, subsidiair twintig dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.