Parketnummer: 24-001484-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-675199-10
Arrest van 28 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 juni 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en voor het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een straf en een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde en voor het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 december 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht een (zogenoemde) karatetrap, in elk geval een trap/schop (vol) tegen/op de knie van die [slachtoffer] heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 18 december 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met kracht een (zogenoemde) karatetrap, in elk geval een trap/schop (vol) tegen/op de knie heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Het hof acht bewezen dat verdachte - zoals hierna nader is geëxpliciteerd bij de bewijsoverwegingen - aangever tegen de knie heeft geschopt. Bij gebrek aan een onderbouwing van medische zijde staat echter niet vast of de op zichzelf ernstige en ingrijpende knieblessure van aangever - uitgaande van diens schriftelijke slachtofferverklaring - het gevolg is van deze schop, nu het dossier aanwijzingen bevat voor de aanname dat aangever reeds knieklachten had voordat het thans ter beoordeling staande incident plaatsvond.
Ook overigens kan het hof uit de bewijsmiddelen niet afleiden dat verdachte (opzettelijk) heeft gepoogd om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd.
Overwegingen omtrent het bewijs voor het subsidiair ten laste gelegde
Zoals hiervoor reeds is betoogd, staat voor het hof vast dat verdachte aangever tegen de knie heeft geschopt. Verdachte heeft verklaard dat hij bij een confrontatie met het slachtoffer 'een blok zette' met zijn rechterbeen. Het hof begrijpt dat hij daarmee bedoelt te zeggen dat hij een aanval van aangever wilde voorkomen en/of afweren. Het hof overweegt in dit verband dat het verschil tussen het passief afweren van een aanval - zoals verdachte wil doen voorkomen - en het actief pareren daarvan via een glijdende schaal verloopt. Door en namens verdachte is geen beroep op noodweer gedaan. Ook ambtshalve ziet het hof geen aanleiding voor de aanname dat zich een noodweersituatie heeft voorgedaan in de vorm van een aanval van de zijde van aangever, waartegen verdediging geboden was.
Dat de subsidiair ten laste gelegde (gewelds-)handeling van de zijde van verdachte daadwerkelijk heeft plaatsgevonden is niet alleen af te leiden uit de aangifte, die op dit punt wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], maar ook uit de verklaringen van de zijde van het 'kamp' van verdachte. Zo heeft getuige [getuige 3] ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard: "Ik weet niet waar [verdachte] (verdachte [verdachte]) hem (aangever) heeft geschopt. In ieder geval in de buurt van de knie". Ook getuige [getuige 4], die verdachte tezamen met voornoemde [getuige 3] vergezelde naar de woning waarin aangever zich bevond, heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een schop afweerde door een schopbeweging te maken.
Alle verklaringen in onderlinge samenhang beziende houdt het hof het ervoor dat verdachte aangever een - al dan niet blokkerende - schop heeft gegeven, die kan worden aangemerkt als mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 18 december 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], een schop tegen de knie heeft gegeven, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Het hof rekent het verdachte aan dat hij op de betreffende avond, zoals ook door hemzelf is erkend, na een onaangenaam verlopen eerste ontmoeting een tweede treffen met aangever zelf heeft opgezocht. Verdachte heeft verklaard dat hij met aangever wilde praten over diens uitlatingen. Het hof acht evenwel aannemelijk dat hij op enigerlei wijze verhaal wilde halen, met alle voorzienbare risico's vandien. Verdachte heeft bij die tweede confrontatie de lichamelijke integriteit van aangever geschonden en hem pijn toegebracht.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 september 2010, waaruit blijkt dat er in beperkte mate sprake is geweest van eerdere politie- en justitiecontacten.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 25 maart 2010, waaruit blijkt dat er geen risico's zijn voor de verdere ontwikkeling van verdachte en dat er evenmin aanwijzingen zijn voor achterliggende problematiek. Zulks wordt bevestigd door de indruk die het hof ter terechtzitting heeft verkregen van de persoon van verdachte. In zoverre lijkt er sprake te zijn van een incident. Verdachte lijkt te hebben geleerd van dit gebeuren en ervan doordrongen te zijn zich in vergelijkbare omstandigheden terughoudend op te stellen.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straf een passende afdoening is.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat hij in zijn vordering in eerste aanleg niet ontvankelijk is verklaard en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort en zal een beslissing van het hof daaromtrent achterwege blijven.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van dertig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijftien dagen jeugddetentie.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.