ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8954

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002339-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De zaak betreft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De politierechter had in eerste aanleg vastgesteld dat de veroordeelde een wederrechtelijk voordeel had verkregen van negenenveertigduizend euro, en had haar de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. De veroordeelde heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 60.685,85. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het enkele aanwezig hebben van hennep. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie afgewezen en het vonnis van de politierechter vernietigd.

Het hof heeft daarbij gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft geconcludeerd dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden toegewezen. De uitspraak van het hof is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De zaak is behandeld met inachtneming van de rechtsmiddelen en de procedurele vereisten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002339-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-605016-08
Arrest van 24 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 12 september 2008, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1952] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 12 september 2008 van voormelde politierechter in de rechtbank Assen in de strafzaak met parketnummer 19-605016-08, het door veroordeelde uit baten van de door haar gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op negenenveertigduizend euro en haar de verplichting opgelegd negenveertigduizend euro aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat zal vaststellen op € 60.685, 85 en dat de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-002338-08) veroordeeld voor het onder 1 primair ten laste gelegde "opzettelijk aanwezig hebben van hennep", maar vrijgesproken van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde "opzettelijk telen van hennep".
Beoordeling van de vordering van het openbaar ministerie
Niet aannemelijk is dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het (enkele) aanwezig hebben van hennep. De vordering moet derhalve worden afgewezen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
wijst de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. W.P.M. ter Berg en mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van K.J. Reinke als griffier.