ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8954
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De zaak betreft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De politierechter had in eerste aanleg vastgesteld dat de veroordeelde een wederrechtelijk voordeel had verkregen van negenenveertigduizend euro, en had haar de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. De veroordeelde heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 60.685,85. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het enkele aanwezig hebben van hennep. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie afgewezen en het vonnis van de politierechter vernietigd.
Het hof heeft daarbij gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft geconcludeerd dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden toegewezen. De uitspraak van het hof is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De zaak is behandeld met inachtneming van de rechtsmiddelen en de procedurele vereisten.