ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8936

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001289-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere misdrijven, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De politierechter had de verdachte een straf opgelegd, maar de verdachte ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verklaard dat hij de verdachte ter terechtzitting mocht verdedigen. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 10 weken, maar het hof besloot het vonnis van de politierechter te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof achtte bewezen dat de verdachte op verschillende data in 2008 opzettelijk harddrugs, te weten heroïne en cocaïne, aanwezig had en een wapen van categorie I onder 7° voorhanden had. Het hof kwalificeerde deze feiten als misdrijven en achtte de verdachte strafbaar. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan en de persoon van de verdachte. Het hof besloot tot het opleggen van een werkstraf van 140 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 70 dagen indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof gaf de verdachte de kans om zijn verslaving aan te pakken door middel van een afkickprogramma.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001289-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-654747-08 en 18-650401-09
Arrest van 24 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 maart 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers
18-654747-08 en 18-650401-09 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake van het in zaak A onder 1, 2 en 3 en het in zaak B ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A:
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2008, in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,06 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 1,93 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2008, in de gemeente [gemeente 1], een wapen van categorie I onder 7°, te weten een aansteker revolver, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 9 oktober 2008, in de gemeente [gemeente 2], opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0.4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 2.80 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak B:
hij op of omstreeks 04 november 2008 in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 0,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (beide) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
In deze tenlastelegging is ten aanzien van zaak A, feit 3, de zinsnede opgenomen "... in de gemeente [gemeente 2]...". Ter terechtzitting van het hof is naar voren gekomen dat dit ten laste gelegde feit echter, anders dan de tenlastelegging vermeldt, te [plaats] is begaan. Het hof beschouwt dit, met instemming van de advocaat-generaal en de verdediging, als een kennelijke vergissing en zal de tenlastelegging verbeterd lezen, in die zin dat bedoelde zinsnede als "... in [plaats]..." gelezen zal worden. Door deze verbeterde lezing wordt verdachte niet in zijn verdedigingsbelang geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
Zaak A:
1.
hij op 11 oktober 2008, in [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad 5,06 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en 1,93 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 11 oktober 2008, in [plaats], een wapen van categorie I onder 7°, te weten een aansteker revolver, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 9 oktober 2008, in [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad 0.4 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en 2.80 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
Zaak B:
hij op 04 november 2008 in [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 0,7 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne beide een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Zaak A:
onder 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
onder 2: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
onder 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Zaak B:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, te weten heroïne en cocaïne. Dergelijke stoffen vormen een bedreiging voor de volksgezondheid, nu zij voor gebruikers zeer schadelijk zijn. Bovendien is het gebruik van deze drugs bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee vaak gepaard gaande door de gebruikers gepleegde criminaliteit.
Voorts heeft verdachte een op een vuurwapen gelijkende aansteker revolver voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van soortgelijke delicten is veroordeeld.
Ter terechtzitting van het hof is door de raadsman van verdachte, overtuigend en met bewijsstukken gestaafd, naar voren gebracht dat verdachte bezig is om van zijn verslaving af te komen door middel van een afkickprogramma onder begeleiding van Verslavingszorg Noord Nederland.
Gelet op hetgeen hierboven is weergegeven kan naar het oordeel van het hof volstaan worden met het opleggen van een werkstraf van na te noemen duur. Het hof wil verdachte zo de kans geven om te bewijzen dat het hem ernst is van zijn verslaving af te komen door middel van het afkickprogramma.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1, 2 en 3 en het in zaak B ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeventig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. W.M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van K.J. Reinke als griffier.