ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8477

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002276-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van bedreiging en poging tot moord

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte was beschuldigd van poging tot moord en bedreiging met de dood van een persoon genaamd [benadeelde]. De feiten vonden plaats op 26 december 2007, toen de verdachte samen met medeverdachten naar de woning van [benadeelde] ging en daar met een vuurwapen op de deur schoot. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar in hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de bedreiging of poging tot moord. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van getuigen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlasteleggingen. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen bewijs was voor zijn betrokkenheid bij het delict.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002276-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-630010-08
Arrest van 22 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 8 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Manders, advocaat te Rotterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, en dat het hof de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 375,-, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd, [benadeelde] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, naar de woning van die [benadeelde] is gegaan en aldaar een of meerdere malen op deur heeft geklopt en/of (vervolgens) met een vuurwapen een of meerdere schoten heeft gelost op/door de voordeur van de woning ([adres]) in welke woning die [benadeelde] en/of (een) andere(n) zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer anderen op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [benadeelde], van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, naar de woning van die [benadeelde] is gegaan en aldaar een of meerdere malen op de deur heeft geklopt en/of (vervolgens) met een vuurwapen een of meerdere schoten heeft gelost op/door de voordeur van de woning ([adres]) in welke woning die [benadeelde] en/of (een) ander(en) zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest doordat hij, verdachte
- die [medeverdachte] met zijn, verdachtes, auto heeft opgehaald uit het [ziekenhuis] en samen met die [medeverdachte] naar de woning van die [benadeelde] heeft gezocht en/of
- die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) naar voornoemde woning heeft gereden/gebracht en/of begeleid en/of (samen met die [medeverdachte]) bij de voordeur van genoemde woning heeft gestaan en/of de woning van die [benadeelde] heeft aangewezen en/of
- zich niet heeft gedistantieerd van vorengenoemd strafbaar feit en/of
- op de uitkijk heeft gestaan en/of
door welk handelen van verdachte er voor die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) een situatie ontstond waarin het voor die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) gemakkelijker werd om vorengenoemd delict te plegen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend naar de woning van die [benadeelde] gegaan en heeft/hebben aldaar een of meerdere malen op de deur geklopt en/of (vervolgens) met een vuurwapen een of meerdere schoten gelost op/door de voordeur van de woning ([adres]) in welke woning die [benadeelde] en/of (een) ander(en) zich bevond(en);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend naar de woning van die [benadeelde] gegaan en heeft/hebben aldaar een of meerdere malen op de deur geklopt en/of (vervolgens) met een vuurwapen een of meerdere schoten gelost op/door de voordeur van de woning ([adres]) in welke woning die [benadeelde] en/of (een) ander(en) zich bevond(en)
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest doordat hij, verdachte
- die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) naar voornoemde woning heeft gereden/gebracht en/of begeleid en/of (samen met die [medeverdachte]) bij de voordeur van genoemde woning heeft gestaan en/of
- zich niet heeft gedistantieerd van vorengenoemd strafbaar feit en/of
- op de uitkijk heeft gestaan en/of
door welk handelen van verdachte er voor die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) een situatie ontstond waarin het voor die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) gemakkelijker werd om vorengenoemd delict te plegen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman het hof verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Het hof begrijpt dat de raadsman daartoe heeft aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden en dat de advocaat-generaal heeft gerequireerd tot een veroordeling van verdachte, terwijl de officier van justitie de vrijspraak van verdachte had gevorderd.
Het hof verwerpt dat verweer omdat beide argumenten afzonderlijk noch in samenhang tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging kunnen leiden. De rechtbank heeft verdachte - in afwijking van het door de officier van justitie ingenomen standpunt - veroordeeld en heeft die veroordeling gemotiveerd. (Alleen) verdachte heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld. Het staat de advocaat-generaal in dit geval vrij om wel tot een veroordeling te requireren. Zij is in dit geval niet aan de vordering van de officier van justitie gebonden.
Vrijspraak
Verdachte wordt - zakelijk weergegeven - ten laste gelegd medeplegen van poging tot moord/doodslag c.q. medeplichtigheid daaraan, subsidiair medeplegen van bedreiging van [benadeelde] c.q. medeplichtigheid daaraan. Uit verklaringen van getuigen komt naar voren dat twee personen de avond van 26 december 2007 de portiek van het woningcomplex waar [benadeelde] woont, hebben betreden. Bij [benadeelde] is aangeklopt, maar door geen van de aanwezigen is gereageerd op dit kloppen. Vervolgens is twee keer geschoten op de voordeur van de woning van [benadeelde].
Uit de verklaringen van getuigen (er werd niet gereageerd op het kloppen op de voordeur van [benadeelde]) en de schotbaan (er is geschoten vanaf de trap en de schotbaan komt ten hoogste ongeveer 50 centimeter van de verdiepingsvloer) leidt het hof af dat er sprake is geweest van bedreiging van [benadeelde] en niet van een poging tot moord of doodslag op [benadeelde].
Vast staat dat verdachte op 26 december 2007 met [getuige 3] (als bestuurder), [medeverdachte] en [getuige 4] in de rode Mazda 626, naar de [adres] in [wijk] ([plaats]) is gereden, nadat zij eerst getuige [getuige 1] naar haar huis hadden gebracht. Getuige [getuige 2] heeft verklaard nadat hij die nacht knallen had gehoord, [medeverdachte] te hebben herkend als degene die hij uit de steeg naast zijn woning zag komen en die een pistool in zijn linkerhand droeg. [medeverdachte] volgde een kleinere negroïde man - ongeveer van getuiges eigen lengte, 1.76 meter - met een spits gezicht. Die man had een zwart rastanetje over zijn haar. Bij een meervoudige fotoconfrontatie heeft de getuige verdachte niet herkend als de man die door [medeverdachte] werd gevolgd. In die zogenaamde Foslo-confrontatie wees de getuige zelfs een andere persoon aan als de dader van het feit waarvan hij heeft verklaard getuige te zijn geweest (pagina 104 van het dossier). De in de woning aanwezige getuigen hebben verdachte niet gezien. Het hof laat de verklaring van [getuige 2] dan ook zwaar wegen. Dat verdachte voldoet aan het door [getuige 2] opgegeven signalement doet daaraan naar het oordeel van het hof niet af. De enkele omstandigheid dat verdachte - onder andere met [medeverdachte] - naar de [adres] is gereden en dat in de auto op weg naar [wijk] onder meer is gezegd - zoals door [getuige 1] is verklaard - dat 'die jongens nog niet klaar met hun waren' en dat de sfeer in de auto opgefokt was, biedt te weinig bewijs dat verdachte het opzet heeft gehad op het bedreigen van [benadeelde] en dat hij [medeverdachte] daarbij opzettelijk behulpzaam is geweest.
Gezien het voorgaande zal het hof verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen hem is ten laste gelegd.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan de uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier.