ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8468

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003022-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 wegens rijden onder invloed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1970 en woonachtig te [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. L.G. Mellens. De verdachte was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed en had zich in korte tijd tweemaal schuldig gemaakt aan overtredingen van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. De eerste overtreding vond plaats op 14 januari 2009, waarbij het alcoholgehalte in de adem 240 microgram per liter bleek te zijn. De tweede overtreding vond plaats op 23 januari 2009, met een alcoholgehalte van 415 microgram per liter.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, een werkstraf van 60 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 1 jaar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, maar oordeelde dat een voorwaardelijke gevangenisstraf te zwaar zou zijn. In plaats daarvan werd een werkstraf van 40 uren opgelegd, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden voor elk van de feiten.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers en de noodzaak om de verkeersveiligheid te waarborgen. Het hof heeft de verdachte strafbaar verklaard en niet bewezen geacht wat aan hem meer of anders was ten laste gelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003022-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-905544-09
Arrest van 22 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 19 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. L.G. Mellens, advocaat te Hoogezand.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2009 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 240 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2009 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 415 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 januari 2009 te [plaats] als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 240 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 23 januari 2009 te [plaats] als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 415 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd tweemaal schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, door een personenauto te besturen terwijl hij meer alcohol had genuttigd dan is toegestaan. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 27 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van rijden onder invloed. Deze feiten zijn niet van recente datum.
Gezien het hiervoor overwogene en in aanmerking genomen dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van het onderhavige delict, óók indien er sprake is van recidive, een geldboete indiceren, acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf - zoals door de politierechter in eerste aanleg opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd - in dit geval een te zware strafmodaliteit. Een werkstraf van na te melden duur, alsmede voor elk van de feiten een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, doet naar het oordeel van het hof voldoende recht aan de ernst van de feiten en is een passende bestraffing.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van drie maanden;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van drie maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. G. Dam en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier.