ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8465

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001436-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en veroordeling voor bedreiging met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder door de rechtbank Groningen was veroordeeld. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van poging tot moord, omdat het hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder de schoten waren gelost niet wezenlijk duiden op opzet om de aangever te doden. Het hof achtte de kans dat de aangever dodelijk zou worden getroffen door de schoten niet aanmerkelijk, waardoor ook voorwaardelijk opzet niet aan de orde was. Echter, de gedragingen van de verdachte werden wel gekwalificeerd als een doodsbedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden voor bedreiging.

De zaak begon met een ruzie in een discotheek op 26 december 2007, waarbij de verdachte door de aangever was geslagen. Na deze confrontatie bedreigde de verdachte de aangever met de dood. Later die nacht, na het verlaten van het ziekenhuis, ging de verdachte met anderen naar de woning van de aangever en schoot hij met een vuurwapen op de voordeur. Het hof concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de aangever in de woning, maar dat de schoten niet met de intentie waren gelost om te doden.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van acht jaar geëist, maar het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een lagere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, die door het hof werd toegewezen. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de intentie om te doden en de daadwerkelijke gedragingen die als bedreiging kunnen worden gekwalificeerd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001436-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-630587-07
Arrest van 22 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman S. Urcun, advocaat te Rotterdam.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 20 april 2010 het arrest van dit gerechtshof van 3 februari 2009 vernietigd. Het arrest van het hof was gewezen in hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Groningen van 8 mei 2008. De Hoge Raad heeft de zaak naar dit hof teruggewezen opdat de zaak, met inachtneming van zijn arrest, op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een maatregel opgelegd, en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest, en dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 875,-, waarvan € 375,- hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd, [benadeelde] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, naar de woning van die [benadeelde] is gegaan en aldaar een of meerdere malen op de deur heeft geklopt en/of (vervolgens) met een vuurwapen een of meerdere schoten heeft gelost op/door de voordeur van de woning ([adres]) in welke woning die [benadeelde] en/of (een) andere(n) zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend naar de woning van die [benadeelde] gegaan en heeft/hebben aldaar een of meerdere malen op de deur geklopt en/of (vervolgens) met een vuurwapen een of meerdere schoten gelost op/door de voordeur van de woning ([adres]) in welke woning die [benadeelde] en/of (een) andere(n) zich bevond(en).
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Vaststaande feiten
Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier en de ter zitting van het hof afgelegde verklaring van verdachte de navolgende feiten vast, als zijnde erkend dan wel onvoldoende weersproken.
Verdachte - door bekenden aangesproken met zijn bijnaam [verdachte] - bezoekt in de nacht van 26 december 2007 discotheek [discotheek] te [plaats] Aldaar is een feest voor Antillianen georganiseerd. Op dat feest zijn ook [benadeelde] (de aangever in de onderhavige strafzaak), [getuige 7] ([getuige 7] genoemd), [getuige 1] en diens vriendin [getuige 2] aanwezig. Verdachte heeft
- naar eigen zeggen - veel gedronken en voelde zich aangeschoten. Tegen 03.30 uur wankelt hij op zijn benen, zwaait met zijn armen en zoekt steun bij de bar. Hij raakt hierbij [getuige 7] met zijn arm. [benadeelde] slaat verdachte vervolgens op zijn linkeroog ten gevolge waarvan verdachte komt te vallen, waarna [benadeelde] hem nog tegen zijn hoofd schopt. Verdachte wordt eerst [discotheek] uitgezet en kort daarna moet ook [benadeelde] [discotheek] verlaten. Verdachte bedreigt [benadeelde] voor de discotheek in het Papiaments. Op straat ontfermt de inmiddels gearriveerde politie zich over verdachte. Samen met een vriendin, [getuige 3], wordt verdachte door de politie naar de spoedeisende hulp van het [naam]-ziekenhuis te [plaats] gebracht. In het ziekenhuis hoort verbalisant [verbalisant] verdachte zeggen: "Als ik hechtingen in mijn oog moet krijgen, dan doe ik een belletje naar Curaçao want de [verdachte] familie is heel groot en dan wordt de moeder van die jongen zo neergeschoten."
In het ziekenhuis blijkt, zoals valt op te maken uit de in het strafdossier aanwezige medische verklaring, dat verdachte in het gezicht een aantal oppervlakkige verwondingen heeft opgelopen. Daarnaast blijkt de linkerpink van verdachte te zijn geluxeerd. De pink is teruggezet waarna verdachte, blijkens de medische verklaring, de pink normaal kon gebruiken, weliswaar beperkt door pijn. Op de geadviseerde spalk voor de pink heeft verdachte niet gewacht. Uit door de politie van het ziekenhuis verkregen inlichtingen is gebleken dat verdachte tussen 4:15 en 4:30 uur het ziekenhuis heeft verlaten. Uit door de politie bekeken beelden van de beveiligingscamera blijkt dat verdachte om 4:20 uur nog in het ziekenhuis was.
Bij het ziekenhuis is verdachte opgehaald met een auto. De bedrijfsbeveiliging van het ziekenhuis heeft gezien dat het een auto met een rode kleur betrof. In deze auto bevonden zich naast verdachte en genoemde [getuige 3], als chauffeur [getuige 4] ([getuige 4] genoemd) en als inzittenden [getuige 5] ([getuige 5] genoemd) en [getuige 6]. Per auto is dit vijftal naar de [plaats] wijk [wijk] gereden, teneinde [getuige 3] af te zetten.
Op 26 december 2007 omstreeks 04.43 uur verspreidt de politie in [plaats] het bericht dat er geschoten zou zijn op de [adres] te [plaats] Uit onderzoek werd duidelijk dat er geschoten was op de voordeur van de woning [adres]. Deze woning wordt bewoond door aangever [benadeelde]. Zijn naam staat ook vermeld bij nummer [nummer] van de brievenbussen naast de deur die toegang geeft tot het portiek. In de toegangsdeur bevindt zich een ruit (zie foto 1 en 2, pagina 112 dossierproces-verbaal). De woning van [benadeelde] bevindt zich op de tweede etage (naar het hof begrijpt heeft de woning kennelijk alle ruimtes op één niveau) en is via een trap te bereiken. In het portiek trof de politie twee hulzen aan. De ene huls lag op de vloer op de eerste etage nabij de voordeur van de woning [adres] en de andere huls lag op het plateau tussen de eerste en de tweede etage. Het betroffen hulzen van 9 millimeter patronen.
Uit technisch onderzoek blijkt dat de voordeur van de woning van [benadeelde] twee ruiten heeft en dat in de onderste ruit vanaf de vloer gemeten op een hoogte van 50,5 centimeter een gat zat. In het hout van de voordeur onder de onderste ruit zat op een hoogte van 28 centimeter eveneens een gat. Achter de voordeur bevindt zich een gang. Aan het einde van de gang bevindt zich een tussendeur die toegang geeft tot een woonkamer met open keuken. In het verlengde van de gang, stond in de woonkamer voor het raam een zitbank. In de gang is het tapijt beschadigd en wordt een gedeelte van een kogel aangetroffen. In de deur naar de woonkamer zat een gat op een hoogte van 18,5 centimeter (zie foto 18, pagina 120 dossierproces-verbaal). Ook in de bank blijkt een kogelgat te zitten (zie foto 14 en 15, pagina 118 en 119 dossierproces-verbaal).
Met behulp van touwtjes heeft de politie twee schotbanen weergegeven (zie foto 16 tot en met 20, pagina 119 tot en met 121 dossierproces-verbaal). Uit onderzoek is gebleken dat beide schotbanen een aanvang nemen vanaf de trap in het portiek. Er is in het portiek met een pistool geschoten op de voordeur van de woning van [benadeelde]. Gezien de hoogte van de inslagen in de voordeur is het aannemelijk dat de schutter op de trap in het portiek heeft gestaan en twee keer heeft geschoten.
Getuigenverklaringen
In het dossierproces-verbaal bevinden zich de navolgende verklaringen op basis waarvan het hof vaststelt wat er na de confrontatie tussen verdachte en [benadeelde] in [discotheek] is gebeurd.
[getuige 3] heeft tijdens haar verhoor door de politie (pagina 162 tot en met 165 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat [getuige 5] ([getuige 5]) bij het ziekenhuis aankwam met een normale 5-deurs auto, bestuurd door [getuige 4] ([getuige 4]). Op de achterbank zat nog een Antilliaan, wiens naam zij niet kent. Ze zaten dus met vijf personen in de auto. [getuige 3] hoorde in de auto dat werd gezegd dat die jongens nog niet klaar met hen waren. Ze zouden net zolang zoeken totdat ze hen hadden gevonden. Verdachte zei dit ook en hij was behoorlijk opgefokt. In de auto vroegen de jongens [getuige 3] om het adres van [benadeelde] (naar het hof begrijpt: [benadeelde]). [getuige 4] is de parkeerplaats van de videotheek in [wijk] opgereden. Dit is aan de [adres]. Volgens de jongens zou [benadeelde] daar moeten wonen. In het huis van [benadeelde] heeft [getuige 3] licht zien branden en ze heeft van de jongens vernomen dat er mensen voor het raam stonden te kijken. De jongens zijn niet uitgestapt en hebben haar vervolgens bij de [straat] afgezet.
[getuige 4] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard (pagina 152 tot en met 154 van het dossierproces-verbaal) dat hij in het bezit is van een 5-deurs rode Mazda 626. Hij heeft deze auto gekocht van [getuige 5]. In de nacht van 26 december 2007 is hij naar het ziekenhuis gereden om verdachte op te halen. [getuige 5], [getuige 6], verdachte, [getuige 3] en hijzelf - als bestuurder - zijn in zijn rode Mazda naar [wijk] gereden.
[getuige 5] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie (pagina 141 tot en met 146 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat hij een rode Mazda 626 sedan heeft gehad. Hij heeft deze auto verkocht aan [getuige 4]. Omdat [getuige 4] eerst zijn Antilliaanse rijbewijs moest omruilen, stond deze auto eind 2007 nog op zijn naam. Uit politieonderzoek is gebleken (pagina 13 van het dossierproces-verbaal) dat [getuige 5] een auto, merk Mazda 626, kleur rood, voorzien van het kenteken [kenteken] op naam heeft gehad.
[getuige 1] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie (pagina 76 tot en met 78 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat verdachte [benadeelde] voor [discotheek] heeft bedreigd met de woorden (vertaald): "Jij lacht nu, maar jij gaat straks zien wat er gebeurt. Ik ga je doodmaken." [benadeelde], [getuige 2] en hij zijn na het voorval in [discotheek] naar de woning van [benadeelde] gegaan. Hij heeft bij de portiekdeur een stukje hout geplaatst omdat ene [naam] nog brood zou brengen. [naam] hoefde dan niet aan te bellen. Ze zijn de woning van [benadeelde] ingegaan. De balkondeur stond een klein beetje open omdat ze aan het roken waren. Omdat [getuige 1] een auto hoorde rijden, ging hij kijken. Hij heeft verklaard dat hij een rode Mazda zag met daarin vijf mensen. De auto werd de parkeerplaats opgereden en hij hoorde in het Papiaments zeggen: "Para, para.", hetgeen Stop, stop betekent. [getuige 1] heeft de auto vervolgens weg zien rijden en - na enige tijd - weer terug zien komen. Vervolgens heeft zijn vriendin (naar het hof begrijpt: [getuige 2]) enige tijd later twee mannen aan zien komen lopen. [getuige 1] hoorde dat [getuige 2] zei dat één van de mannen de man was van de problemen in [discotheek]. Daarmee bedoelde zij [verdachte]. [getuige 2] zag dat de twee mannen naar boven kwamen. Vervolgens heeft [benadeelde] de voordeur op slot gedaan. Daarna hoorde [getuige 1] iemand op de deur kloppen. Daarop is niet gereageerd. Daarna hoorde hij het knallen van een vuurwapen. Hij heeft twee knallen gehoord.
[getuige 2] heeft tijdens haar verhoor bij de politie (pagina 79 tot en met 80 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat zij ook het Antilliaanse feest in [discotheek] heeft bezocht. Zij was daar met haar vriend (naar het hof begrijpt: [getuige 1]) en [benadeelde]. Er was ruzie in [discotheek] en later hoorde zij dat [benadeelde] bij de ruzie betrokken was. Zij heeft gezien dat [verdachte] door de politie werd meegenomen en dat zij [verdachte] kent vanuit [plaats]. Eenmaal in de woning van [benadeelde] zag zij op enig moment twee mensen lopen. Zij is naar de voordeur van de woning gelopen. Via het raam van de voordeur zag zij dat [verdachte] de portiekdeur opentrok. Na tegen haar vriend en [benadeelde] te hebben gezegd dat [verdachte] naar boven kwam lopen, is zij de badkamer ingegaan en heeft zij de deur daarvan dichtgedaan. Ze hoorde dat er drie keer op de deur werd geklopt en ze hoorde de mannen buiten praten. Vervolgens werd er twee keer geschoten.
[benadeelde] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie (pagina 72 tot en met 75 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat hij op 26 december 2007 ruzie heeft gehad in [discotheek]. Nadat zowel verdachte als hij uit [discotheek] waren verwijderd, bedreigde verdachte hem met de woorden (vertaald): "Ik vermoord jullie, jullie zullen weten." [getuige 7] (pagina 89 en 90 van het dossierproces-verbaal) heeft hierover verklaard dat die dikke man (naar het hof begrijpt: [verdachte]) heeft gezegd: "Ik schiet jullie dood. Ik krijg jullie nog wel". [benadeelde] heeft vervolgens verklaard dat hij omstreeks 03.30 uur samen met [getuige 1] en [getuige 2] thuis kwam. Op enig moment hoorde [getuige 1] buiten lawaai en is hij op het balkon gaan kijken. [getuige 1] zei dat die jongen die [benadeelde] had geslagen buiten was. [getuige 2] is ook gaan kijken en zei dat de jongens naar boven kwamen. Vervolgens heeft [benadeelde] de voordeur van zijn woning op slot gedaan. Hij zag daarbij de bovenkant van het hoofd van de jongen en herkende de jongen als de jongen die hij in [discotheek] een klap had gegeven. Deze jongen vroeg aan iemand welk huis het was en liep de laatste trap naar boven. Vervolgens hoorde [benadeelde], die zich inmiddels in zijn slaapkamer had verscholen, twee keer op zijn deur kloppen en kort daarna hoorde hij twee keer een knal.
[getuige 8] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie (pagina 91 tot en met 93 van het dossierproces-verbaal) verklaard dat hij op 26 december 2007 's nachts voor het raam van zijn woning stond. Hij zag op dat moment een bordeauxrode auto van het merk Mazda, volgens hem van het type 626, in het parkeervak voor zijn woning staan. Gevraagd naar het kenteken zegt hij dyslectisch te zijn, maar dat volgens hem het begin '[deel kenteken]' was. De politie heeft vastgesteld dat een dergelijke combinatie niet is uitgegeven. Het hof acht een vergissing waarschijnlijk. In ieder geval wordt aan de verklaring van [getuige 8] niet de conclusie verbonden dat hij een andere auto moet hebben gezien dan de auto waarin verdachte die nacht meereed. [getuige 8] ziet een negroïde man uitstappen. Kort daarop, wanneer hij zich in het toilet bevindt, hoort hij een aantal knallen. Omdat de knallen hol klonken dacht [getuige 8] dat er werd geschoten in de flat naast zijn woning, de flat aan de [adres]. Vervolgens ziet hij vanuit de hal van zijn woning twee negroïde mannen uit de steeg naast zijn woning komen. Eén van de mannen droeg een pistool in zijn linkerhand. Hij heeft deze man later tijdens een fotoconfrontatie herkend als verdachte.
Tijdspad
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte het hem ten laste gelegde feit niet gepleegd kan hebben gelet op het tijdsverloop tussen het tijdstip van het verlaten van het ziekenhuis door verdachte en het tijdstip van de schietpartij. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft tussen 04.20 en 04.25 uur het ziekenhuis verlaten. Nadat verdachte uit het ziekenhuis is vertrokken, is eerst [getuige 3] naar huis gebracht. De tijd die nodig is om per auto de route tussen het ziekenhuis en de woning van [getuige 3] af te leggen bedraagt volgens de ANWB- routeplanner 19 minuten.
De reistijd van de woning van [getuige 3] naar de woning van aangever bedraagt daarnaast nog eens 5 minuten. Dit betekent volgens de raadsman dat de minimale reistijd 24 minuten bedroeg. Verdachte kon derhalve op zijn vroegst om 04.44 uur bij de woning van aangever aanwezig zijn, terwijl de melding dat er geschoten is in de [adres] reeds om 04.43 uur is gedaan. De afstand van het ziekenhuis rechtstreeks naar de woning van aangever bedraagt volgens de ANWB-routeplanner 16 minuten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Andere routeplanners - zoals ter terechtzitting aan de orde is gesteld - vermelden een substantieel kortere tijd die benodigd is om de afstand van het ziekenhuis naar de woning van aangever of de woning van [getuige 3] af te leggen. Bovendien heeft [getuige 3] verklaard dat zij niet thuis is afgezet, maar op een dichter bij de plaats delict gelegen kruising. De tijd die nodig is om van het ziekenhuis per auto naar de [adres] te rijden is niet exact vast te stellen nu dit van diverse omstandigheden afhankelijk is zoals bijvoorbeeld de gekozen route, de snelheid waarmee gereden wordt, het overige verkeer op de weg en het al dan niet in werking zijn van verkeerslichten. Bovendien heeft het hof het tijdstip van vertrek uit het ziekenhuis niet exact kunnen vaststellen. Het is dan ook verre van uitgesloten dat verdachte op het tijdstip waarop de schoten zijn gelost aan de [adres] aanwezig kon zijn. Het hof verwerpt reeds hierom het verweer van de raadsman. Belangrijker in dit verband is overigens dat, gelet op de verklaringen van [getuige 3], [getuige 4], [getuige 1], [getuige 2], [benadeelde] en [getuige 8], zoals hierboven weergegeven, vast staat dat verdachte zich heeft bevonden op de parkeerplaats aan de [adres], vlak bij de woning van [benadeelde], rond het tijdstip van de geloste schoten.
Het hof leidt uit bovenstaande vaststellingen af dat [getuige 4] vanaf het ziekenhuis naar de woning van [benadeelde] aan de [adres] is gereden, verdachte aldaar heeft
vastgesteld waar zich de woning van [benadeelde] bevond, [getuige 4] is weggereden naar de nabij gelegen [straat] om [getuige 3] af te zetten en is teruggegaan naar
de [adres] alwaar verdachte en een mede-inzittende de auto
hebben verlaten. Vervolgens stelt het hof vast dat boven redelijke twijfel is verheven dat verdachte in de nacht van 26 december 2007 twee kogels heeft afgevuurd op de voordeur van de woning van [benadeelde]. Dit is gebeurd nadat er niet werd gereageerd op het kloppen op de voordeur.
Aanwezigheid personen in de woning
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het voor de schutter niet duidelijk was dat er personen in de woning aanwezig waren. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen licht brandde in de woning, dat de gordijnen dichtzaten en dat er niet gereageerd werd toen er op de deur werd geklopt. Naar de mening van de raadsman mocht de schutter hieruit concluderen dat er niemand in de woning aanwezig was.
Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat verdachte samen met anderen - nadat hij het ziekenhuis had verlaten - naar de woning van [benadeelde] is gegaan, van wie hij wist dat deze na de ruzie [discotheek] had verlaten. [getuige 3] heeft verklaard dat zij de mannen in de auto heeft horen zeggen dat er personen in de woning aanwezig waren en dat zij heeft gezien dat er licht brandde in de woning. Naar het oordeel van het hof moest verdachte dan ook rekening houden met het feit dat er zich mensen, waaronder [benadeelde], in de woning bevonden.
Verdachte is samen met één van de andere inzittenden van de rode Mazda het trappenhuis bij de woning van aangever ingegaan. Daar is geklopt bij de woning van aangever. Er is door de aanwezigen in de woning niet open gedaan. Vanaf de trap weer terug naar beneden is twee keer geschoten op de voordeur van de woning van [benadeelde]. De omstandigheden waaronder geschoten is (er waren geen personen in de hal direct achter de voordeur te verwachten nu het donker bleef in de hal), de plaats waarvandaan geschoten is (de trap) en de richting waarin geschoten is (de kogelbaan komt nauwelijks boven een halve meter van de etagevloer) wijzen niet op vol opzet van de schutter op het doden van aangever. Om dezelfde redenen acht het hof de kans dat aangever dodelijk door de schoten zou zijn getroffen weliswaar aanwezig, maar niet aanmerkelijk. Wel zijn de gedragingen van de schutter naar hun uiterlijke kenmerken op te vatten als een doodsbedreiging tegen aangever als bewoner van de beschoten woning.
Voor het hof staat vast dat verdachte de schutter is geweest. Hij is de enige van de twee mannen die kort na het afvuren in de rode Mazda stapte, die met een vuurwapen is gezien. Het is ook verdachte geweest die gekrenkt was door aangever en die ernstige bedreigingen in zijn richting had geuit. De mogelijkheid dat een ander dan verdachte de schoten heeft afgevuurd wordt dan ook als hoogst onaannemelijk verworpen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en worden veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde, te weten het bedreigen van aangever met een misdrijf tegen het leven gericht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 december 2007, in de gemeente [gemeente], [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend naar de woning van die [benadeelde] gegaan en vervolgens met een vuurwapen een of meerdere schoten gelost op de voordeur van de woning ([adres]) in welke woning die [benadeelde] en anderen zich bevonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft aangever [benadeelde] op 26 december 2007 op grove wijze met de dood bedreigd. Hij is naar de woning van [benadeelde] gegaan en heeft met een vuurwapen twee schoten op de voordeur van die woning gelost. Hoewel dit handelen van verdachte kennelijk is ingegeven door het feit dat hij eerder op de avond door [benadeelde] was mishandeld, heeft hij [benadeelde] met dit handelen enorm in zijn gevoel voor veiligheid aangetast, zo blijkt uit diens schriftelijke slachtofferverklaring.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 23 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Hem is onder meer een langdurige gevangenisstraf opgelegd - ten tijde van het onderhavige feit bevond hij zich sinds een jaar weer op vrije voeten - , welke hem er kennelijk niet van weerhouden heeft opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard, en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 375,- en vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vaststaat dat door het subsidiair bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, dat aan verdachte is toe te rekenen. Nu de vordering van de zijde van de verdediging niet is weersproken en de vordering het hof voorts niet ongegrond of onbillijk voorkomt, wijst het hof de vordering geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte - als de in het ongelijk gestelde partij - te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voornoemd bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend driehonderdvijfenzeventig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2007 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend driehonderdvijfenzeventig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2007 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drieëndertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier.