ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8387

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000861-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden zonder geldig rijbewijs na invordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1960 en woonachtig in [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. B.M.J.C. van Lee. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkeersmisdrijven en had zijn rijbewijs laten invorderen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis, wegens het rijden in een auto terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd.

De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 31 uren en een geldboete van € 340,-. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte op 17 maart 2008, in [plaats], een motorrijtuig bestuurde terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht.

Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft aansluiting gezocht bij de landelijke richtlijnen voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en heeft uiteindelijk besloten om de werkstraf van 28 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 14 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de verzoeken van de raadsvrouw om af te zien van de werkstraf en in plaats daarvan een geldboete op te leggen, afgewezen, omdat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet zodanig zwaarwegend waren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000861-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-754675-08
Arrest van 16 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 16 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 31 uren en een geldboete van € 340,-.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 17 maart 2008, te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 17 maart 2008, te [plaats], als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [straat], een motorrijtuig personenauto, van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden in een auto, terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Hij heeft zich niets aangetrokken van de jegens hem genomen maatregel van invordering.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 september 2010 - meermalen onherroepelijk is veroordeeld waaronder voor verkeersfeiten tot geldboetes en rijontzeggingen.
Voor het bepalen van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijk geldende richtlijnen voor overtredingen van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994, te weten een gevangenisstraf van twee weken. In dit geval zal het hof volstaan met een werkstraf van 28 uren, subsidiair twee weken vervangende hechtenis.
Ter zitting van het hof heeft de raadsvrouw aan het hof verzocht om af te zien van het opleggen van een werkstraf en in plaats daarvan een geldboete op te leggen. De hiertoe naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn echter niet zodanig zwaarwegend, dat van een werkstraf zou moeten worden afgezien.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van achtentwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.