ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8372

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000870-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens diefstal met gebruik van valse sleutels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van drie diefstallen, waarbij hij gebruik maakte van valse sleutels. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van een vierde ten laste gelegd feit, maar veroordeeld voor de andere drie feiten tot een gevangenisstraf van vier maanden. De verdachte was niet ter terechtzitting verschenen, maar zijn raadsvrouw, mr. M.L. Plas, was wel aanwezig en had de verdachte gemachtigd om hem te verdedigen.

Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, met name voor het deel dat gericht was tegen de vrijspraak van het vierde feit. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou bevestigen, wat het hof uiteindelijk deed, maar met enkele aanpassingen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door geldbedragen te onttrekken aan geldautomaten en een portemonnee te stelen uit een auto. De bewezen feiten vonden plaats tussen 15 januari en 24 februari 2009.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De verdachte had eerder al een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen, wat meegewogen werd in de beslissing. Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op en bevestigde de vorderingen van de benadeelde partijen, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan de slachtoffers. De benadeelde partij [benadeelde 1] kreeg een schadevergoeding van € 8.518,36 en [benadeelde 2] ontving € 1.725,45. Het hof legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte, die verplicht werd om deze bedragen aan de Staat te betalen. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000870-10
Parketnummers eerste aanleg: 19-810046-09 en 19-620048-08 (tul)
Arrest van 16 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 26 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het misdrijf ten laste gelegd onder 4. en wegens de misdrijven onder 1, 2. en 3. veroordeeld tot een straf, heeft maatregelen opgelegd, heeft een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4. ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter, voor zover aan hoger beroep onderworpen, zal bevestigen. Dit vonnis houdt in veroordeling van verdachte voor feit 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf van vier maanden, gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (tot € 8.518,36) en volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (€ 1.725,45), beide met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, ten laste gelegd, dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 15 januari 2009 tot en met 2 februari 2009 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (een) geldautoma(a)t(en) heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of de ABN Amro bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (pinpas);
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2009 te [plaats 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan/nabij de [straat] staande auto (Volkswagen Combi) heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 24 februari 2009 te [plaats 1] (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen (een geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of de ING bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (gestolen pinpas).
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 15 januari 2009 tot en met 2 februari 2009 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geldautomaten heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (pinpas);
2.
hij op 24 februari 2009 te [plaats 1] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan/nabij de [straat] staande auto (Volkswagen Combi) heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [benadeelde 2];
3.
hij op 24 februari 2009 te [plaats 1] telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (gestolen pinpas).
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
Diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
2.
Diefstal;
3.
Diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 15 januari 2009 tot en met 2 februari 2009 schuldig gemaakt aan diefstal met gebruikmaking van de pinpas van zijn kennis
[benadeelde 1], door meermalen, zonder toestemming van die [benadeelde 1], geld van diens rekening op te nemen. Een dergelijke vorm van vermogenscriminaliteit veroorzaakt hinder, schade en in dit geval ook grote teleurstelling voor het slachtoffer, dat volgens zijn aangifte dacht in verdachte eindelijk iemand te hebben leren kennen, die hij kon vertrouwen. De verdachte heeft gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven. Hij heeft er door zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van zijn kennis en heeft het vertrouwen dat die kennis in hem had gesteld in ernstige mate beschaamd.
Verdachte heeft zich op 24 februari 2009 schuldig gemaakt aan diefstal van een portemonnee van [benadeelde 2]. Diezelfde dag heeft hij, terwijl hij bezig was met de uitvoering van een werkstraf, met een pinpas uit die portemonnee meermalen geldbedragen van een rekening van het slachtoffer gepind. Ook in dit geval heeft hij blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander.
Het hof heeft bij de straftoemeting - ten nadele van verdachte - in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 november 2010 - meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, onder meer tot een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf van vier maanden, zoals opgelegd door de eerste rechter en geëist door de advocaat-generaal, een passende en noodzakelijke bestraffing. Een lichtere straf zoals verzocht door de raadsvrouw is, gelet op de ernst van met name het eerste bewezen verklaarde feit en verdachtes strafrechtelijke verleden, niet aan de orde.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van materiële schade tot een bedrag van
€ 8.700,36.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 8.518,36 toewijsbaar, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door de onder 1. bewezen verklaarde feiten aan de benadeelde partij tot dat bedrag materiële schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend. Het toe te wijzen bedrag komt neer op integrale toewijzing van de door verdachte deels betwiste vordering, met uitzondering van de posten betreffende de dvd-speler (€ 152,-) en de geldopname d.d. 5 februari 2009 (€ 30,-). Die geldopname is immers gedaan buiten de periode waarin de onder 1. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten hebben plaatsgevonden, zodat die schade niet kan gelden als rechtstreekse schade geleden door een strafbaar feit, als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering. De schadeclaim betreffende de dvd-speler komt het hof ongegrond voor nu [benadeelde 1] in zijn verklaring van 22 september 2009 stelt de - naar het hof begrijpt - betreffende dvd-speler nog steeds te hebben. Voor zover het de beide posten betreft zal [benadeelde 1] dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling dat hij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen (tot een bedrag van € 1.725,45). Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 1.725,45 toewijsbaar, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door de bewezen verklaarde feiten onder 2 en 3 aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Daarnaast is de vordering van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan de vordering worden toegewezen tot voornoemd bedrag.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van de toegewezen bedragen ten behoeve van voornoemde slachtoffers.
Tenuitvoerlegging (19-620048-08)
Bij vonnis van de politierechter te Assen d.d. 17 maart 2008 (parketnummer 19-620048-08), is veroordeelde veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 1 april 2008. De officier van justitie heeft op 1 februari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 57, 63 en 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van onder 4 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, voor zover onderworpen aan hoger beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van achtduizend vijfhonderdachttien euro en zesendertig cent;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van achtduizend vijfhonderdachttien euro en zesendertig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenenzeventig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend zevenhonderdvijfentwintig euro en vijfenveertig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend zevenhonderdvijfentwintig euro en vijfenveertig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Assen van 17 maart 2008 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.