Parketnummer: 24-003152-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-652941-08
Arrest van 13 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 3 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van
€ 260,00, subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2008, te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], als eigenaar of houder een motorrijtuig, personenauto, dat nog niet door de douane was ingevoerd en/of niet was voorzien van kenteken, op de weg, de [straat], daarmede over die weg heeft gereden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig tekens, te weten [kenteken], waren aangebracht die, niet zijnde een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken, door konden gaan voor een zodanig kenteken dan wel met de kennelijke bedoeling die tekens te doen doorgaan voor een overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 15 mei 2008 te [plaats], als eigenaar of houder van een motorrijtuig, personenauto, dat nog niet door de douane was ingevoerd en niet was voorzien van een kenteken, op de weg, de [straat], daarmede over die weg heeft gereden, terwijl hij wist dat op dat motorrijtuig tekens, te weten [kenteken], waren aangebracht die, niet zijnde een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken, door konden gaan voor een zodanig kenteken dan wel met de kennelijke bedoeling die tekens te doen doorgaan voor een overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder d van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 15 mei 2008 schuldig gemaakt aan het - kort gezegd - voeren van ongeldige kentekenplaten op zijn auto. Voor de controle in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 en eventuele opsporingshandelingen is het van belang dat de juiste kentekenplaten worden gevoerd.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 september 2010 - niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
Voorts hecht het hof waarde aan het verhaal van verdachte dat hij in Duitsland zijn handelsplaten op last van de politie heeft moeten verwijderen en dat hij van plan was deze direct na het passeren van de Nederlandse grens weer aan te brengen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke geldboete passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 41 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdzestig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.
- 4 - 24-003152-08