ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8363

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003022-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor zware mishandeling met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor zware mishandeling, gepleegd op 12 november 2007, waarbij hij een persoon genaamd [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht door deze een kopstoot te geven en meermalen te stompen en te slaan. De politierechter had de verdachte een werkstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast was de verdachte veroordeeld tot betaling van € 2140,- aan schadevergoeding aan de benadeelde partij.

De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zittingen. Het hof heeft verstek verleend en de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, die de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde heeft gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met een voorwaardelijk deel van 40 uren, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De benadeelde partij had zich in het geding gevoegd en haar vordering was in eerste aanleg gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft de vordering in hoger beroep opnieuw beoordeeld en toegewezen, waarbij het hof ook de verplichting tot betaling aan de Staat heeft opgelegd indien de verdachte niet aan zijn verplichtingen voldoet. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor het slachtoffer, evenals de noodzaak van een passende straf voor de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003022-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-653651-08
Arrest van 13 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 14 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft aan verdachte een maatregel opgelegd en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 2.100,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
primair:
hij op of omstreeks 12 november 2007, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten een gebroken neus en/of een afgebroken tuberculum majus (scheur in de rechterschouder)), heeft toegebracht, door deze [benadeelde] opzettelijk een kopstoot te geven en/of meermalen, althans eenmaal, te stompen en/of te slaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 november 2007, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] een kopstoot heeft gegeven en/of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 november 2007, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), een kopstoot heeft gegeven en/of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair:
hij op 12 november 2007 te [plaats], aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en een afgebroken tuberculum majus (scheur in de rechterschouder), heeft toegebracht, door deze
[benadeelde] opzettelijk een kopstoot te geven en meermalen te stompen en te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 12 november 2007 te [plaats] schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Verdachte heeft vroeg in de avond in het openbaar [benadeelde] een kopstoot gegeven en hem met kracht met zijn vuisten in het gezicht geslagen, waardoor [benadeelde] ten val is gekomen. Ten gevolge van deze mishandeling heeft [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel opgelopen waarvan hij, zoals blijkt uit de slachtofferverklaring, jaren later nog steeds hinder ondervindt. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde], maar hij heeft ook gevoelens van angst en onveiligheid opgewekt bij de toeschouwers van het incident.
Het hof heeft voorts gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
15 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Nu verdachte niet ter zitting in eerste aanleg en niet ter zitting van het hof is verschenen en er derhalve niets bekend is geworden over de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet het hof geen aanleiding af te wijken van de door de politierechter opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof acht een werkstraf voor de duur van honderd uren, waarvan een deel voorwaardelijk, een passende bestraffing.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van
50 dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot veertig uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend honderdveertig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend honderdveertig euro ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeëndertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.