Parketnummer: 24-001592-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-830053-08
Arrest van 13 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 30 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Drachten.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag, bewezen zal verklaren en verdachte ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen auto verbeurd zal worden verklaard.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
primair:
hij op of omstreeks 19 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een door verdachte bestuurde auto, achteruit rijdend en met hoge, althans aanzienlijke, snelheid, tegen die [slachtoffer], die op een voetpad liep/stond, aan is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 19 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een door verdachte bestuurde auto, achteruit rijdend en met hoge, althans aanzienlijke, snelheid, tegen die [slachtoffer], die op een voetpad liep/stond, aan te rijden;
althans, indien ook ter zake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 19 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een door verdachte bestuurde auto, achteruit rijdend en met hoge, althans aanzienlijke, snelheid, tegen die [slachtoffer], die op een voetpad liep/stond, aan is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte van het hem primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu verdachte geen opzet - ook niet in voorwaardelijke vorm - heeft gehad op de dood van [slachtoffer], dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer].
Het hof overweegt het volgende:
Verdachte reed op 19 februari 2008 met zijn auto door het centrum van [plaats] en moest - aldus verdachte - afremmen voor [slachtoffer] die de weg overstak. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij verbouwereerd was vanwege het feit dat [slachtoffer] niet, zoals hij had verwacht, hem met een knikje bedankte voor het afremmen, maar hem middels een handgebaar duidelijk maakte wat ze van zijn rijstijl vond. Dit was voor verdachte aanleiding om, nadat hij in eerste instantie was doorgereden en linksaf was geslagen, achteruit rijdend naar [slachtoffer] toe te gaan. Verdachte wilde [slachtoffer] aanspreken op het feit dat [slachtoffer] tijdens het oversteken voorrang had genomen op verdachte. Verdachte is achteruit gereden, is achteruitrijdend een weg overgestoken en is uiteindelijk op de stoep tegen [slachtoffer] aangereden. Hierdoor is [slachtoffer] ten val gekomen en heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken heup en een gebroken schouder.
De bijzondere manoeuvre van achteruit rijden brengt op zich, naar algemeen bekend is, risico's met zich mee. Deze risico's kunnen groter worden door de omstandigheden waaronder de manoeuvre wordt uitgevoerd. Zoals verdachte zelf heeft verklaard was het op het moment dat hij deze manoeuvre inzette erg druk in het centrum van [plaats]. Verdachte moest rekening houden met auto's, fietsers en voetgangers. Om het verkeer allemaal in de gaten te houden heeft verdachte in zijn spiegels gekeken en heeft hij over zijn schouder gekeken. Doordat het zo druk was heeft verdachte zich dus niet enkel kunnen concentreren op [slachtoffer] en is hij - zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard - [slachtoffer] op enig moment uit het oog verloren.
Ook de snelheid waarmee een dergelijke manoeuvre wordt uitgevoerd heeft invloed op het gevaarzettende gedrag. Verdachte ontkent dat hij met hoge snelheid achteruit is gereden.
Hij geeft aan dat verschillende getuigen deze conclusie wellicht getrokken hebben vanwege het motorlawaai van zijn auto, maar dat zijn auto - vanwege de zware motor - ook al bij lage snelheden veel lawaai produceert. Het hof ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de verschillende getuigenverklaringen. Zeker niet nu er ook wordt verklaard dat men zág dat verdachte hard achteruit reed.
Gezien het bovenstaande gaat het hof er vanuit dat verdachte doordat hij met aanzienlijke snelheid achteruit is gereden en hij [slachtoffer] vanwege het vele overige verkeer uit het oog is verloren tegen [slachtoffer] is aangereden.
Het hof kent geen betekenis toe aan de omstandigheid dat ter plaatse waar verdachte de stoep op is gereden de stoeprand verlaagd is om verkeer toegang te geven tot een even verderop naast een winkel gelegen parkeerplaats. Dit doet immers niet af aan het feit dat sprake is van een stoep alwaar voetgangers plegen te lopen en [slachtoffer], zoals verdachte wist, daar ook feitelijk liep.
Het hof is van oordeel dat verdachte door aldus te rijden op de koop toe heeft genomen dat hij [slachtoffer] met zijn auto zou raken. Door zo te handelen kan het niet anders zijn geweest dan dat verdachte de gevolgen van zijn handelen heeft aanvaard. Aldus en onder die omstandigheden handelend heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] zou aanrijden en hij haar daardoor zou verwonden. Naar het oordeel van het hof is er derhalve sprake van opzet.
Nu verdachte meteen nadat hij [slachtoffer] heeft geraakt tot stilstand is gekomen acht het hof het primair ten laste gelegde niet bewezen. Het hof acht de kans dat [slachtoffer] door deze botsing het leven zou verliezen niet aanmerkelijk. Verdachte is, zoals gezegd, meteen na de botsing tot stilstand gekomen en [slachtoffer] is dus niet door de auto meegesleurd en is ook niet onder de auto terechtgekomen.
Het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
subsidiair
hij op 19 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk met een door verdachte bestuurde auto, achteruit rijdend en met aanzienlijke snelheid, tegen die [slachtoffer], die op een voetpad liep/stond, aan te rijden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair: zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 19 mei 2008 schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer] door haar op de stoep met zijn auto aan te rijden. De wijze waarop het een en ander plaatsvond is hiervoor onder de bewijsoverweging uitvoerig uiteengezet. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van [slachtoffer].
Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk zodanig heeft laten leiden door gevoelens van boosheid, frustratie en/of agressie, dat hij is overgegaan tot een daad die heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer].
Uit de slachtoffer-verklaring blijkt dat [slachtoffer] lange tijd in het ziekenhuis en het revalidatiecentrum heeft moeten verblijven en dat ze de rest van haar leven moet leven met de lichamelijke beperkingen die ze door deze aanrijding heeft opgelopen.
Het hof heeft voorts gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
15 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het feit dat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de advocaat-generaal komt het hof tot een andere strafmodaliteit.
Het hof zal aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest.
Het voorwaardelijke deel strekt er mede toe om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Om voldoende recht te doen aan de ernst van het feit zal het hof daarnaast aan verdachte een werkstraf opleggen van de maximale duur.
Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij - in verband met het feit dat hij zelfstandig ondernemer is - niet zonder zijn rijbewijs kan, zal het hof toch een onvoorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Dat verdachte op kwalijke wijze gebruik heeft gemaakt van zijn auto rechtvaardigt naar het oordeel van het hof een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur.
Beslag:
De door het hof verbeurd te verklaren auto is daarvoor vatbaar. Immers met behulp van die auto is het hiervoor bewezenverklaarde feit begaan, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat deze toebehoort aan verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 302 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdzeventig dagen;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van honderdnegenenzestig dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf maanden;
verklaart verbeurd de in beslag genomen personenauto, merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken].
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. P.W.J. Sekeris en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.