ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8358

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003056-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met werkstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid en kreeg een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, opgelegd. Daarnaast werd hem een schadevergoeding van € 250,- aan de benadeelde partij opgelegd. De verdachte had in eerste aanleg een gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd gekregen, maar het hof besloot deze om te zetten in een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw feit.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich op 12 mei 2008 schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding door een vrouw, genaamd [benadeelde], te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte had zich misdragen tijdens een evenement na het consumeren van alcohol. Het hof nam in overweging dat de verdachte eerder met justitie in aanraking was geweest, maar dat hij na het bewezen verklaarde feit niet meer in aanraking was gekomen met de autoriteiten en dat hij bezig was zijn leven op orde te krijgen.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij volledig zou toewijzen, wat het hof ook deed voor het bedrag van € 250,-. Voor het overige werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het hof legde de verdachte ook de verplichting op tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van het slachtoffer. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte veroordeelde tot de eerder genoemde werkstraf en schadevergoeding.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003056-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-653393-08, 17-756084-06 (tul)
Arrest van 13 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 8 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.R. Eising, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft aan verdachte een maatregel opgelegd en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij. Tevens is er op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen, met dien verstande dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken, dient te worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging tenlastelegging in eerste aanleg, ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2008 te [plaats] door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [benadeelde], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), immers heeft hij toen aldaar - nadat hij aanvankelijk (ongevraagd) over de rug van die vrouw had gewreven - onverhoeds en ontuchtig met zijn hand bij een van haar borsten beetgepakt en/of daarin geknepen en/of daarover gewreven.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 12 mei 2008 te [plaats] door een feitelijkheid een vrouw, genaamd [benadeelde], heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij toen aldaar, nadat hij aanvankelijk ongevraagd over de rug van die vrouw had gewreven, haar onverhoeds en ontuchtig met zijn hand bij een van haar borsten beetgepakt en daarin geknepen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 12 mei 2008 schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid door aangeefster [benadeelde] onverhoeds bij haar borst te pakken en daarin te knijpen. Verdachte was de bewuste dag met vrienden naar de Pinkstermarkt te [plaats] en na een aantal alcoholische consumpties heeft verdachte zich op deze nare manier misdragen ten opzichte van [benadeelde]. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde].
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest.
Hoewel het hof van oordeel is dat het gedrag van verdachte buitengewoon vervelend is en het hof vaststelt dat verdachte - door zijn ontkennende opstelling - geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen zal het hof aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Uit het hiervoor genoemd uittreksel blijkt dat verdachte na het onderhavige feit niet meer met justitie in aanraking is geweest. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij serieus bezig is zijn leven op orde te brengen en dat hij samen met de Gemeentelijke Kredietbank probeert een oplossing te vinden voor zijn schulden. Nu het hof deze positieve ontwikkelingen niet wil doorkruisen zal het hof de advocaat-generaal volgen in zijn vordering en aan verdachte een werkstraf voor de duur van zestig uren op leggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier vordert de benadeelde partij een vergoeding van immateriële schade van € 500,-.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 250,- toewijsbaar nu voldoende is komen vast te staan dat door het bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend. Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal tevens de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 27 februari 2007 met parketnummer 17-756084-06 is verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 14 maart 2007 en de proeftijd is op die datum ingegaan. De officier van justitie heeft op 7 oktober 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf gelasten, met dien verstande dat het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze straf te geven, een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis zal gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweehondervijftig euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweehondervijftig euro ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 27 februari 2007 ) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van dertig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. De Ruijter voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.