ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8209

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002388-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met werkstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor belaging van haar (ex-)echtgenoot, waarbij het hof een werkstraf van 60 uren heeft opgelegd, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden van het geval, het geringe gevaar voor herhaling en het tijdsverloop van drie jaren voldoende aanleiding gaven om de straf te matigen.

De verdachte had zich gedurende een periode van ruim tien maanden schuldig gemaakt aan belaging, waarbij zij haar ex-echtgenoot via sms-berichten en telefoongesprekken herhaaldelijk had benaderd met bedreigende en beledigende teksten. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de pleegperiode beperkt moest worden tot drie maanden voor de aangifte, en oordeelde dat de duur, frequentie en intensiteit van het gewraakte handelen bepalend zijn voor de kwalificatie van belaging.

Het hof achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof nam in overweging dat de verdachte inmiddels therapie had ondergaan en haar leven weer op orde had. De benadeelde partij had een vordering ingediend, die grotendeels was toegewezen, maar het hof schatte de schade ex aequo et bono op € 500,- en verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.

De uitspraak van het hof bevatte ook bepalingen over de schadevergoedingsmaatregel en de verplichtingen van de verdachte met betrekking tot de betaling aan de benadeelde partij. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002388-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-749121-07
Arrest van 10 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 26 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot het bedrag van € 2.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks de periode van 25 november 2006 tot 2 oktober 2007 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], althans in het arrondissement Leeuwarden, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde], met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden (te weten dat die [benadeelde] met haar, verdachte, een relatie zou onderhouden en/of met haar, verdachte, zou communiceren/praten en/of naar haar, verdachte, zou luisteren, en/of zou doen wat zij, verdachte, wilde) en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en/of locaties en/of tijdstippen in voornoemde periode en plaats(en) (al dan niet telkens)
* (meermalen) [al dan niet in de voor de nachtrust bestemde tijd] via de (mobiele) telefoon van die [benadeelde] contact gezocht met die [benadeelde] en/of (zogeheten) SMS-berichten aan die [benadeelde] gezonden, inhoudende onder meer -zakelijk weergegeven- de woorden:
"Als je zo tegen mij doet, word ik boos" en/of "Dom om niet te reageren, kan je veel ellende besparen" en/of"Als je mij dood waant, komt je dat duur te staan" en/of "Ik wil met jou praten, lijkt me verstandig dat je dat wel doet" en/of "Jij wilt oorlog, je krijgt oorlog. Afmaken noemen we dat" en/of "Ik kan je maken en breken" en/of "Ik geen antwoord, jij geen post" en/of "Ik zal er voor zorgen dat mijn dood voor jouw rekening komt"en/of "Ik lust je rauw" en/of
"Ik pak jou terug, ik ben nog lang niet klaar" en/of "Ik ga binnenkort een telefoontje plegen wat hele nadelige gevolgen voor jou heeft" en/of "Dan kom je pas echt in de shit" en/of "Als ik klaar ben met jou heb je niet veel meer" en/of "Jij wil oorlog, ik win" en/of "Dit stelt nog niks voor by wat er nog meer gebeuren gaat" en/of "Ik heb je vaak genoeg gewaarschuwd, ik pak je terug" en/of "Het ergste moet nog komen, dit was nog maar een voorproefje" en/of "Ik maak je leven tot een hel" en/of "Ik maak je af/kapot", althans (telkens) woorden van gelijke (be)dreigende aard of strekking,
en/of
de woorden "vieze (kale) homo" en/of "egoïst" en/of "stakker, je bent ziek in je
lelijke hoofd, want lelijk ben je zeker en/of "vieze homopik" en/of "vies zwyn"
en/of "je bent ziek in je lul en in je hoofd" en/of "lafaard" en/of "laffe/onnozele homo" en/of "domme beunflikker" en/of "oude rukker" en/of "dief" en/of "misbaksel" en/of "mannelijke hoer", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard of strekking,
en/of
* een (aantal) (door haar, verdachte, geschreven) brie(f)(ven) aan die [benadeelde] gezonden,
in elk geval (telkens) op enigerlei wijze (telefonisch en/of schriftelijk) haar aanwezigheid ongewenst en/of hinderlijk en/of bedreigend en/of beledigend aan die [benadeelde] opgedrongen.
Overwegingen omtrent het bewijs van de ten laste gelegde periode
De raadsman heeft betoogd dat van de in de tenlastelegging opgenomen pleegperiode
- van 25 november 2006 tot 2 oktober 2007 - slechts het tijdvak van 5 maart 2007 tot
23 mei 2007 bewezen kan worden verklaard. De raadsman voert daartoe het navolgende aan. Belaging is uitsluitend op klacht vervolgbaar. Op grond van artikel 66, lid 1, Wetboek van Strafrecht kan de klacht worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. Aangever heeft op 5 juni 2007 aangifte gedaan, welke aangifte kan worden aangemerkt als een wens tot vervolging en daarmee ook (in beginsel) tot het doen van klachte. Dit brengt mee dat de terugwerkende kracht van de aangifte zich - volgens de raadsman -niet verder uitstrekt dan tot 5 maart 2007. De door de raadsman genoemde einddatum van 23 mei 2007 volgt uit het door hem ingenomen standpunt dat de belagings-handelingen van verdachte na die datum niet meer als zodanig kunnen worden aangemerkt.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Van belaging kan eerst gesproken worden, indien er sprake is van herhaaldelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een ander gedurende een bepaalde periode, waarbij juist ook de duur, de intensiteit en de frequentie van het gewraakte handelen bepalend is voor de belaging en aanleiding zal zijn om ter zake strafvervolging te wensen.
Hieraan is inherent dat voor het bepalen van het aanvangsmoment van de termijn waarbinnen de klachtgerechtigde op grond van artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht een klacht moet indienen, niet gekeken dient te worden naar het moment (in casu 25 november 2006) waarop de eerste gedragingen - welke een onderdeel van het uiteindelijke strafbare feit belaging vormen - een aanvang hebben genomen, maar uiterlijk naar het moment dat de belaging tot een einde is gekomen, te weten
2 oktober 2007.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Uit de stukken (waaronder de dagboekaantekeningen van aangever) valt voorts af te leiden dat verdachte aangever ook na 23 mei 2007 op diverse manieren veelvuldig op door hem ongewenste wijze heeft benaderd, óók nadat haar dit bij vonnis van 17 augustus 2007, gewezen naar aanleiding van een door aangever geïnitieerd kort geding, uitdrukkelijk en op straffe van een dwangsom was verboden.
Gelet op het vorenstaande verwerpt het hof het door de raadsman op dit onderdeel van de tenlastelegging gevoerde verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
zij in de periode van 25 november 2006 tot 2 oktober 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde], met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te doen, te weten dat die [benadeelde] met haar, verdachte, een relatie zou onderhouden en met haar, verdachte, zou communiceren/praten en naar haar, verdachte, zou luisteren, en zou doen wat zij, verdachte, wilde, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en tijdstippen in voornoemde periode
* meermalen, via de telefoon van die [benadeelde] contact gezocht met die [benadeelde] en SMS-berichten aan die [benadeelde] gezonden, inhoudende onder meer -zakelijk weergegeven- de woorden:
"Als je zo tegen mij doet, word ik boos" en "Dom om niet te reageren, kan je veel ellende besparen" en "Als je mij dood waant, komt je dat duur te staan" en "Ik wil met jou praten, lijkt me verstandig dat je dat wel doet" en "Jij wilt oorlog, je krijgt oorlog. Afmaken noemen we dat" en "Ik kan je maken en breken" en "Ik geen antwoord, jij geen post" en "Ik zal er voor zorgen dat mijn dood voor jouw rekening komt" en "Ik lust je rauw" en "Ik pak jou terug, ik ben nog lang niet klaar" en "Ik ga binnenkort een telefoontje plegen wat hele nadelige gevolgen voor jou heeft" en "Dan kom je pas echt in de shit" en "Als ik klaar ben met jou heb je niet veel meer" en "Jij wil oorlog, ik win" en "Dit stelt nog niks voor by wat er nog meer gebeuren gaat" en "Ik heb je vaak genoeg gewaarschuwd, ik pak je terug" en "Het ergste moet nog komen, dit was nog maar een voorproefje" en "Ik maak je leven tot een hel" en "Ik maak je af/kapot",
en
de woorden "vieze (kale) homo" en "egoïst" en "stakker, je bent ziek in je
lelijke hoofd, want lelijk ben je zeker en "vieze homopik" en "vies zwyn"
en "je bent ziek in je lul en in je hoofd" en "lafaard" en "laffe/onnozele homo" en "domme beunflikker" en "oude rukker" en "dief" en "misbaksel" en "mannelijke hoer",
en
* een aantal door haar, verdachte, geschreven brieven aan die [benadeelde] gezonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
belaging.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim tien maanden schuldig gemaakt aan belaging van haar - thans gewezen - echtgenoot, met wie zij destijds in een moeizaam verlopende echtscheidingssituatie was verwikkeld. Verdachte heeft aangever daarbij overstelpt met (onder meer) sms-berichten, waarvan de inhoud niet anders dan als grof, respectloos en beledigend moet worden gekwalificeerd. Zij heeft daarmee stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 september 2010, waaruit blijkt dat er weliswaar (in zeer beperkte mate) politie- en justitiecontacten zijn geweest, maar dat er geen sprake is van enigerlei veroordeling voor een strafbaar feit.
Uit de stukken, waaronder het (inmiddels gedateerde) reclasseringsrapport van
8 juli 2008, en uit hetgeen verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard, komt naar voren dat zij het bewezen verklaarde erkent en haar verantwoordelijkheid daarvoor neemt. Verdachte voelde zich in die periode gefrustreerd, gekrenkt en wanhopig. Met behulp van therapie en medicatie is zij uit dit dal gekomen. Verdachte is inmiddels verhuisd uit de directe omgeving van aangever en lijkt haar leven alweer geruime tijd op orde te hebben. Na oktober 2007 hebben zich voorts geen nieuwe incidenten voorgedaan.
Hoewel de door de advocaat-generaal gevorderde straf op zichzelf past bij de ernst van het feit, is het hof van oordeel dat - indien deze eis zou worden gevolgd - onvoldoende rekening zou worden gehouden met de omstandigheden van het geval, het als gering aan te merken gevaar voor herhaling en, met name, het tijdsverloop van inmiddels drie jaren. Alles afwegende acht het hof een werkstraf van na te melden omvang en modaliteit passend.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[benadeelde], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering aldaar grotendeels is toegewezen en dat hij in het geding in hoger beroep heeft aangegeven deze vordering te beperken tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,-.
Namens verdachte is - kort gezegd - aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De gestelde immateriële schade heeft betrekking op immateriële schade, welke niet wordt gestaafd door medische dan wel psychologische gegevens.
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij weliswaar hinder heeft ondervonden van de gedragingen van verdachte en dat deze ook als kwetsend en zeker als beledigend kunnen worden aangemerkt, doch niet als bedreigend. Het hof neemt voorts in aanmerking dat een en ander plaatsvond in de voor verdachte uiterst stressvolle periode, waarbinnen de door de benadeelde partij geïnitieerde echtscheidingsprocedure plaatsvond.
Het hof is daarom van oordeel dat de schade ex aequo et bono geschat moet worden op een bedrag van € 500,- en dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zijn vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande zullen de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal voormeld bedrag van € 500,- tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van één jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfhonderd euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Greve, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. S.H. Wachter buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.