Parketnummer: 24-001452-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-885014-09
Arrest van 7 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1938] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 5 november 2008, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, met het (de) door hem, verdachte, bestuurde voertuig ([personen]auto) is aangereden tegen die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 5 november 2008, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], meermalen, althans éénmaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), immers is hij, verdachte, (telkens) met een door hem bestuurd(e) (motor)voertuig/ (personen)auto aangereden tegen (de benen/het been, althans het lichaam van) die [slachtoffer], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof beschouwt het onder subsidiair ten laste gelegde 'opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer])' als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als 'opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld'. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zodat hij van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
subsidiair:
hij op 5 november 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld, immers is hij, verdachte, met een door hem bestuurde personenauto aangereden tegen de benen die [slachtoffer], waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair: mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon van verdachte en diens financiële draagkracht, voor zover daarvan ter zitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 5 november 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling van
[slachtoffer]. Toen verdachte bij de restanten van zijn afgebrande boerderij kwam, zag hij iemand - naar later bleek [slachtoffer] - op het erf lopen. Omdat verdachte dat niet wilde, heeft hij [naam] gesommeerd zich van het terrein te verwijderen. Verdachte is vervolgens in zijn auto gestapt. [naam] liep naar zijn fiets, die tegen een gesloten hek was geparkeerd. Verdachte reed vervolgens naar het hek, in de richting van de fiets. Hij heeft de auto nog een stukje achteruit gereden en reed daarna weer vooruit. Kennelijk probeerde hij te bewerkstelligen dat [naam] door het heen en weer rijden weg zou gaan. Daarbij reed hij tegen de benen van [naam]. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [naam].
Het hof heeft bij de straftoemeting gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 september 2010. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Hoewel de bewezenverklaring van het hof anders luidt dan de bewezenverklaring in eerste aanleg, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde - en door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde - voorwaardelijke gevangenisstraf, mede gelet op de ernst van het feit, passend en noodzakelijk is. Daarnaast zal het hof - anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd - een geldboete van na te melden hoogte opleggen. Een werkstraf acht het hof minder aangewezen, gelet op de leeftijd van verdachte en zijn fysieke problemen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
een geldboete van duizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. M.F.H.M. van Haastert, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. M.F.H.M. van Haastert buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.