Parketnummer: 24-000199-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-757093-07
Arrest van 7 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 14 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 13 juli 2007 en 14 juli 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand, gelegen aan of bij de [straat], aldaar, weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen opzettelijk het prikkeldraad (geplaatst boven op een schutting) heeft kapotgeknipt en/of kapotgemaakt en/of (vervolgens) over die schutting is geklommen, en/of de betimmering voor een ruit van dat pand heeft verbroken en/of weggehaald en/of de beplating op het dak heeft verwijderd en/of een schroevendraaier en/of een koevoet, althans een voorwerp, tussen een deur heeft geplaatst, teneinde (het slot van) die deur open te breken en/of te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Overweging ten aanzien van het bewijs:
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte niet wist dat de medeverdachten van plan waren te gaan inbreken, zodat hij van het hem ten laste gelegd moet worden vrijgesproken.
Het hof stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting de volgende feiten vast.
* Verdachte heeft verklaard dat er in de avond van 13 juli 2007 twee jongens bij het huis van verdachte kwamen (pagina 35).
* Verdachte had een van die jongens, genaamd [naam], drie dagen daarvoor gebeld omdat hij geld van hem wilde lenen (pagina 35). [naam] vertelde hem op de avond van 13 juli 2007 dat ze het geld gingen ophalen (pagina 35).
* Ze zijn gedrieën tussen 22.00 uur en 22.30 uur in de auto gestapt en van [ plaats 1] naar [plaats] gereden. Verdachte wist niet waar de medeverdachten naartoe reden. [plaats] was een voor verdachte onbekende plaats (pagina 35).
* De auto is geparkeerd in [plaats] en iedereen is uit de auto gestapt. Daarna moesten ze een klein stukje lopen. Verdachte moest vervolgens 10 minuten op een pleintje wachten op de terugkomst van de medeverdachten (p.35 en verklaring van verdachte ter zitting in eerste aanleg). Verdachte heeft gezien dat [naam] bij het uitstappen een tas onder zijn jas stopte (p.36).
* Terwijl verdachte wachtte hoorde hij veel kabaal en gebonk. Hij dacht dat ze mogelijk aan het inbreken waren (p.35). Desondanks is verdachte blijven wachten.
* Toen de politie kwam, gaf [naam] hem een tas en [naam] rende vervolgens weg. [naam] zei tegen hem dat hij moest rennen. Verdachte ging daarop ook rennen en werd vervolgens aangehouden. Hij heeft de tas onderweg verloren (p.36). In de tas zat gereedschap.
* Verdachte droeg op 13 juli 2007 een zwarte muts (p.36).
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat bewezen is dat verdachte op de uitkijk stond bij de poging tot inbraak. Nu verdachte voorts een zwarte muts droeg en niet wegliep toen de inbraak plaats vond en terstond mee vluchtte met de anderen en een tas met gereedschap meenam toen de politie arriveerde, is het hof van oordeel dat hiermee bewezen is dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking en derhalve van medeplegen. Dat verdachte vooraf geen wetenschap had van het plan om in te breken doet hieraan niet af.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in het tijdvak omvattende 13 juli 2007 en 14 juli 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand, gelegen aan de [straat], weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, waarbij een of meer van zijn mededader(s), opzettelijk het prikkeldraad (geplaatst boven op een schutting) heeft/hebben kapotgeknipt en vervolgens over die schutting is/zijn geklommen en de betimmering voor een ruit van dat pand heeft/hebben verbroken en weggehaald en de beplating op het dak heeft/hebben verwijderd en een voorwerp tussen een deur heeft/hebben geplaatst, teneinde (het slot van) die deur open te breken en/of te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal met braak in vereniging. Door hun handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten schade aan het pand van aangever aangericht. Door het arriveren van de politie is de verdere uitvoering van de inbraak gestopt.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 september 2010 is gebleken dat verdachte meermalen is veroordeeld wegens strafbare feiten.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de lange duur van de procedure.
De redelijkheid van de duur van een zaak is afhankelijk van onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Hoewel het hof van oordeel is dat de procedure in hoger beroep geruime tijd heeft geduurd (ongeveer 2 jaren en 10 maanden), is naar het oordeel van het hof geen sprake van onredelijke vertraging in de vervolging als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Van de zijde van verdachte is verzocht de zaak aan te houden om een getuige te horen. De vertraging die daardoor is ontstaan dient voor risico en rekening van verdachte te komen.
Het hof acht ook overigens het totale tijdsverloop niet dusdanig lang dat toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman is verzocht.
Gelet op het vorenstaande acht het hof de door de eerste rechter - en door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde - straf passend en geboden. Het hof zal derhalve een werkstraf van na te noemen duur aan verdachte opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zeventig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfendertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. M.F.H.M. van Haastert, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. M.F.H.M. van Haastert buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.