ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8074

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001419-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot zware mishandeling en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1976, was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en mishandeling. De politierechter had hem een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 170 uren. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte gepleit voor een milder oordeel, verwijzend naar het tijdsverloop en de positieve ontwikkeling van de verdachte sinds 2008.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 21 september 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [benadeelde] door hem met een mes in het gezicht te steken, en dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en de bewezenverklaring van de feiten bevestigd. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof rekening hield met het feit dat de verdachte sinds 2008 niet meer in aanraking was gekomen met de politie.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 170 uren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij tot € 436,- toegewezen. Het hof heeft de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van het slachtoffer. Dit arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer van het hof, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001419-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-830261-07
Arrest van 2 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 23 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen. Het vonnis houdt in veroordeling van verdachte ten aanzien van feit 1 primair en 2 tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot € 436,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hem meermalen met een mes in het gezicht heeft gestoken en/of gesneden en/of hem meermalen in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 21 september 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meermalen met een mes in het gezicht heeft gestoken en/of gesneden en/of hem meermalen heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2.
hij op of omstreeks 21 september 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 september 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hem meermalen met een mes in het gezicht heeft gestoken of gesneden en hem meermalen in het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 september 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
Poging tot zware mishandeling
2.
Mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [benadeelde] en mishandeling van [slachtoffer]. Hij heeft de slachtoffers pijn en letsel toegebracht en een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Met name de poging tot zware mishandeling van [benadeelde], waarbij verdachte het slachtoffer met een mes in het gezicht heeft gesneden of gestoken rekent het hof hem zwaar aan. Dat de gevolgen hiervan beperkt zijn gebleven tot snijwonden, onder andere op het ooglid van het slachtoffer, is louter aan het toeval te danken geweest.
Het hof heeft bij de straftoemeting - ten nadele van verdachte - in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 september 2010 - meermalen is veroordeeld ter zake van agressie- en geweldsdelicten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals opgelegd door de eerste rechter en gevorderd door de advocaat-generaal in beginsel een passende bestraffing is.
Hier staat het volgende tegenover.
Ter zitting van het hof heeft de raadsvrouw verzocht om af te zien van het opleggen van een gevangenisstraf. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop in de strafzaak, dat verdachte na 2008 niet meer in aanraking is geweest met politie of justitie, dat verdachte een voltijdbaan heeft en dat hij begeleiding krijgt van welzijnsorganisatie Sedna. Verdachte is op de goede weg, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft ook gelet op het Voorlichtingsrapport van de Reclassering d.d. 6 december 2007. De inhoud van dit rapport, alhoewel gedateerd, is in lijn met wat door de raadsvrouw is aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het hof wil deze bestendige positieve ontwikkeling in het leven van verdachte niet doorkruisen en zal daarom afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar zal aan verdachte in plaats daarvan een werkstraf opleggen van na te melden duur. Het hof houdt hierbij rekening met de overschrijding van de redelijke termijn welke is gelegen tussen het moment van instellen van het hoger beroep op 26 mei 2008 en de einduitspraak van het hof. Het hof acht een werkstraf van 180 uren in beginsel passend en geboden, maar zal, gezien deze overschrijding, de straf matigen tot 170 uren. De ernst van de feiten rechtvaardigt voorts oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, waarmee het hof tevens beoogt verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen (tot een bedrag van € 436,-) en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 436,- toewijsbaar, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door het bewezen verklaarde feit onder 1 aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Daarnaast is de vordering van de zijde van verdachte voor zover het de hoogte betreft niet of onvoldoende weersproken. Derhalve kan de vordering worden toegewezen tot voornoemd bedrag.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdzeventig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentachtig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderdzesendertig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderdzesendertig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. A. Dijkstra en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.