ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7923

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001587-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het telen van circa 150 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De politierechter had hem hiervoor een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van tachtig uren opgelegd. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot dezelfde straffen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De feiten vonden plaats tussen 18 februari 2008 en 31 maart 2008 in een pand in [plaats].

Het hof heeft overwogen dat het gebruik van hennepproducten risico's voor de gezondheid met zich meebrengt en schade in de samenleving veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte elektriciteit afgetapt, wat maatschappelijk laakbaar is. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, ondanks dat de termijn met vijf maanden was overschreden. De totale termijn van berechting in eerste aanleg en hoger beroep was binnen de aanvaardbare vier jaar gebleven.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk en een werkstraf van tachtig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn strafblad, waaruit bleek dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001587-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-820217-08
Arrest van 30 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
blijkens de ID-staat SKDB van 16 november 2010 zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, doch volgens zijn eigen opgave ter terechtzitting van het hof d.d. 16 november 2010 verblijvende te:
[woonplaats], [adres] A,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. Palm, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2008 tot en met 31 maart 2008, te of bij [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straat]) ongeveer 150, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2008 tot en met 31 maart 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 18 februari 2008 tot en met 31 maart 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straat], ongeveer 150 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 18 februari 2008 tot en met 31 maart 2008 te [plaats] in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan [bedrijf], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep.
Het gebruik van hennepproducten brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving.
Verdachte heeft bovendien buiten de meter om elektriciteit afgetapt ten behoeve van de hennepkwekerij, waardoor de elektriciteitsleverancier schade heeft geleden. Het op deze wijze betrekken van elektriciteit is ook maatschappelijk gezien laakbaar.
Het hof hanteert ter zake van dergelijke delicten een oriëntatiepunt voor straftoemeting dat in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceert.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 7 september 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake soortgelijke strafbare feiten.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem en door zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
Ambtshalve ziet het hof zich gesteld voor de vraag of er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Het hof overweegt hiertoe het volgende.
De redelijke termijn is aangevangen op 1 april 2008, de datum waarop verdachte voor het eerst als verdachte is verhoord. Op 2 juni 2008 heeft de politierechter vonnis gewezen en verdachte heeft op 13 juni 2008 hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis.
Ingevolge vigerende jurisprudentie van de Hoge Raad had de einduitspraak in hoger beroep twee jaar na laatstgenoemde datum dienen plaats te vinden. Het hof stelt vast dat deze termijn met ruim vijf maanden is overschreden. Nu in diezelfde jurisprudentie een totale termijn van berechting in eerste aanleg alsmede in hoger beroep van vier jaar aanvaardbaar wordt geacht en het hof op 30 november 2010 arrest wijst, heeft de berechting van de zaak ruimschoots binnen vier jaar plaatsgevonden. Derhalve is naar het oordeel van het hof geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf, te weten een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken alsmede een werkstraf voor de duur van tachtig uren, een passende bestraffing is.
Voor de oplegging van een voorwaardelijke werkstraf, zoals door de raadsman is verzocht, ziet het hof gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten geen basis.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.