ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7487

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001608-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en terugverwijzing in ontnemingszaak na overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen van 13 juni 2008. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, waarbij de rechtbank de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel had afgewezen. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie alsnog ontvankelijk is in de vervolging, ondanks dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, was overschreden. Dit leidde tot de beslissing om de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank Groningen voor hernieuwd onderzoek.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn zo ernstig was dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard diende te worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze beslissing niet juist was en dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en de zaak zou terugverwijzen naar de rechtbank. Het hof heeft deze vordering gehonoreerd en de zaak terugverwezen, waarbij het hof de rechtbank heeft opgedragen om de zaak opnieuw te berechten en af te doen, met inachtneming van het arrest van het hof.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen, zelfs in situaties waarin de redelijke termijn is overschreden. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank om ervoor te zorgen dat de verdachte een eerlijke rechtsgang krijgt, waarbij de ontnemingsvordering opnieuw zal worden beoordeeld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001608-08 (ontneming)
Parketnummer eerste aanleg: 18-676022-05
Arrest van 24 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van
13 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft bij voormeld vonnis de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en de zaak zal terugverwijzen naar de rechtbank om aldaar te worden berecht en afgedaan.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
De vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
In de strafzaak van verdachte heeft de rechtbank in haar vonnis van 30 mei 2008 vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) dermate is overschreden dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De rechtbank heeft op grond daarvan bij vonnis van 13 juni 2008 de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
Nu het hof in de strafzaak, bij arrest van 26 november 2010, met vernietiging van het vonnis van 30 mei 2008 heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie alsnog ontvankelijk is in de vervolging en het hof de strafzaak van verdachte heeft teruggewezen naar de rechtbank om op de bestaande inleidende dagvaarding opnieuw recht te doen, dient de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel opnieuw te worden beoordeeld.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
wijst de zaak terug naar de rechtbank Groningen, teneinde, met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de veroordeelde en de raadsman het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak op de bestaande ontnemingsvordering opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Van Dijk voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.