ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7447

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001563-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over ontvankelijkheid openbaar ministerie en terugverwijzing naar rechtbank na overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De rechtbank had het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens was overschreden. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze overschrijding niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Groningen om opnieuw recht te doen op basis van de bestaande inleidende dagvaarding, met inachtneming van het arrest van het hof.

De verdachte was beschuldigd van valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie. De verdediging voerde aan dat door het tijdsverloop een eerlijk proces niet meer mogelijk was, omdat getuigen niet meer in staat zouden zijn om de feiten nauwkeurig te herinneren. Het hof heeft dit verweer verworpen en benadrukt dat het aan de rechter is om getuigenverklaringen op waarde te schatten, ongeacht het tijdsverloop.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie ontvankelijk verklaard in de vervolging. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Groningen voor verdere behandeling.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001563-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-676019-05
Arrest van 26 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van
30 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is zijn raadsman J. Vlug, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft bij het vonnis het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en de zaak zal terugverwijzen naar de rechtbank om aldaar te worden berecht en afgedaan.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 november 2001 tot en met 2 juni 2004 in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, een formulier van de Kamer van Koophandel, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s)
op een formulier (ondertekend op 2 juni 2004) van de Kamer van Koophandel, vestiging Groningen ('Inschrijving functionaris voor een rechtspersoon') valselijk vermeld dat hij, verdachte, vanaf 2 juni 2004 bestuurder en directeur was van [bedrijf 1] en/of alleen bevoegd was;
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 23 juni 2005 in de gemeente(n) [gemeente 3] en/of [gemeente 4] en/of [gemeente 5] en/of [gemeente 6] en/of [gemeente 1] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, althans deel heeft uitgemaakt van, een groep samenwerkende personen en/of rechtspersonen - waarvan deel uitmaakten, behalve verdachte, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of de besloten vennootschap [bedrijf 1] en/of de eenmanszaak [bedrijf 3]/of de besloten vennootschap [bedrijf 2] en/of de besloten vennootschap [bedrijf 5] en/of de besloten vennootschap [bedrijf 4] en/of de besloten vennootschap [bedrijf 8] en/of de besloten vennootschap [bedrijf 6] en/of de besloten vennootschap [bedrijf 7] en/of één of meer andere(n) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk oplichting en/of valsheid in geschrifte en/of witwassen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
In haar vonnis van 30 mei 2008 heeft de rechtbank vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) dermate is overschreden dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging.
Het hof is van oordeel dat, gezien het arrest van de Hoge Raad van 16 juni 2008, overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen.
De verdediging heeft er voorts op gewezen dat van een eerlijk proces geen sprake meer kan zijn nu daarvoor het horen van getuigen noodzakelijk zal zijn en de beoogde getuigen door het tijdsverloop niet meer zullen weten wat de precieze toedracht van het een en ander is geweest.
Ook dit verweer kan, hetzij op zich hetzij in samenhang met het undue-delay-verweer bezien, niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
In zijn algemeenheid geldt dat het de strafrechter niet is toegestaan vooruit te lopen op de inhoud van de getuigenverklaringen. Niet valt in te zien waarom dat in dit geval anders is. Het is aan de rechter die te zijner tijd over de zaak moet beslissen om de eventuele getuigenverklaringen, mede in aanmerking genomen het tijdsverloop, op waarde te schatten.
Tot slot overweegt het hof dat, ook indien wordt uitgegaan van de feitelijke juistheid van hetgeen de raadsman dienaangaande heeft aangevoerd, toetsing aan het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging - welke toetsing slechts 'marginaal' kan zijn - geen aanleiding geeft tot de verstrekkende beslissing dat aan het openbaar ministerie het vervolgingsrecht moet worden ontzegd.
Nu in de hoofdzaak niet door de rechtbank is beslist, het onderzoek daarvan gevolg moet zijn van de vernietiging van het vonnis en terugverwijzing naar de rechtbank Groningen door de verdachte ter terechtzitting is verlangd, zal het hof de zaak terugverwijzen naar die rechtbank.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging;
wijst de zaak terug naar de rechtbank Groningen om op de bestaande inleidende dagvaarding opnieuw recht te doen, met inachtneming van 's hofs arrest.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. W. Foppen en
mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Van Dijk voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.