Parketnummer: 24-003296-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-885054-09
Arrest van 26 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 16 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.C. Pol, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 8 juni 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) de keel/hals -gedurende enige tijd- de keel/hals heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of een kopstoot heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot een schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 8 juni 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) -gedurende enige tijd- de keel/hals heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], en/of te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je dood." en/of "Voor je op vakantie gaat ben je dood." en/of "Ik pleeg zelfmoord en dan ik neem ik jou met mij mee." en/of "Ik ga je vermoorden en dat doe ik nog voor de vakantie.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1. subsidiair
hij op 8 juni 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [benadeelde] bij de keel heeft vastgepakt en een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 8 juni 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente] en te [plaats], meermalen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je dood." en "Voor je op vakantie gaat ben je dood." en "Ik pleeg zelfmoord en dan ik neem ik jou met mij mee." en "Ik ga je vermoorden en dat doe ik nog voor de vakantie.".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1. subsidiair
mishandeling
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 juni 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner. Hij heeft haar bij de keel gepakt en een kopstoot gegeven. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Daarna heeft verdachte haar, nog op dezelfde dag, meermalen met de dood bedreigd. Hiermee heeft verdachte aangeefster - zeker in het licht van de eerdere mishandeling - dusdanig angst aangejaagd dat zij vreesde voor haar leven.
Bij de beoordeling neemt het hof ten gunste van verdachte in aanmerking dat hij ter terechtzitting van het hof heeft aangegeven dat hij de laakbaarheid van zijn gedrag inziet en dat zich nadien geen incidenten meer hebben voorgedaan tussen verdachte en zijn ex-partner.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte sinds 1995 niet wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is een werkstraf van 80 uren een passende en noodzakelijke bestraffing.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg volledig is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort tot een bedrag van € 550,-.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde] door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde rechtstreekse schade is toegebracht tot een bedrag van € 250,-. Derhalve kan de vordering, die het hof in zoverre niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, tot dat bedrag worden toegewezen. Het hof zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu het overige deel niet eenvoudig van aard is. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 250,- die door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [plaats], tot een bedrag van tweehonderdvijftig euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweehonderdvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [plaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. J.F. Aalders buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.