ECLI:NL:GHLEE:2010:BO6472

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001471-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens openlijke geweldpleging met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in [woonplaats], is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] op 22 april 2007 in de gemeente [gemeente]. De verdachte heeft samen met anderen openlijk geweld gepleegd, waarbij [slachtoffer] is geslagen en geschopt. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 95 uren, subsidiair 47 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had in hoger beroep een werkstraf van 50 uren geëist, maar het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en heeft de op te leggen straffen zwaarder gemaakt dan eerder opgelegd, omdat de ernst van het feit niet voldoende recht deed aan de gepleegde openlijke geweldpleging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uren, met een vermindering van 5 uren vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het risico op ontslag bij zijn werkgever.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001471-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-652375-07
Arrest van 26 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 30 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. U. van Ophoven,
advocaat te Leek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
primair
hij op of omstreeks 22 april 2007 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, aan/nabij [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het stompen, slaan, trappen en/of schoppen (tegen het hoofd en/of lichaam) van die [slachtoffer];
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 22 april 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) (tegen het hoofd en/of het lichaam) heeft gestompt, geslagen, getrapt en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft ontkend te hebben deelgenomen aan de openlijke geweldpleging. Zijn betrokkenheid zou er juist in hebben bestaan dat hij zijn vrienden van (verdere) geweldpleging jegens het slachtoffer [slachtoffer] zou hebben willen weerhouden. In het kader van die laatste doelstelling zou hij één van zijn vrienden met zijn voet een - op de camerabeelden zichtbaar - tikje tegen diens achterste hebben gegeven, aldus de verdachte ter terechtzitting.
Het hof verwerpt dit verweer. Daarvoor is van belang dat de, voor de verdachte belastende, verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] op enkele essentiële onderdelen bevestiging vinden in de camerabeelden. Die beelden zijn van slechte kwaliteit maar bieden niettemin voldoende houvast om verdachtes relaas aangaande een tikje met de voet tegen een achterwerk naar het rijk der fabelen te kunnen verwijzen. Het hof interpreteert de beelden van de betreffende handeling van de verdachte als het geven van een harde, gerichte trap tegen/naar een (op de beelden niet zichtbaar) persoon of object.
Afgaand op hetgeen [slachtoffer] en [getuige] hieromtrent hebben verklaard, houdt het hof het ervoor dat die trap gericht was tegen/naar en kan worden aangemerkt als geweldpleging jegens [slachtoffer].
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair
hij op 22 april 2007 in de gemeente [gemeente] met anderen, op de openbare weg, nabij [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 22 april 2007 in de vroege ochtenduren in het uitgaansgebied in [gemeente] schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer].
Verdachte is samen met zijn vrienden achter [slachtoffer] aangerend nadat die [slachtoffer] had geprobeerd een jongen te ontzetten die door de vrienden van verdachte werd mishandeld. Nadat [slachtoffer] ten val kwam, hebben verdachte en zijn vrienden hem in een steeg geschopt en geslagen waarbij [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer], maar hij heeft ook gevoelens van angst en onveiligheid opgewekt bij de toeschouwers van het incident.
Het hof heeft voorts gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
25 augustus 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder een ernstig geweldsfeit.
Het hof stelt tevens vast dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor het thans bewezen verklaarde feit. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, conform de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting, in beginsel passend en geboden is. Het hof ziet in de omstandigheid dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon die juist probeerde een hem onbekend persoon te helpen die werd mishandeld, aanleiding in het nadeel van verdachte van de eerder genoemde oriëntatiepunten af te wijken. Het uitgangspunt wat het hof hanteert zal dan ook niet zijn de in de oriëntatiepunten genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, maar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het hof houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door hem en door zijn raadsman ter terechtzitting naar voren zijn gebracht. De werkgever van verdachte heeft aangegeven dat verdachte - wanneer er een veroordeling zou volgen en ongeacht de soort straf die hem zou worden opgelegd - ontslagen zal worden. Dit zal uiteraard veel impact hebben op het leven van verdachte en het hof ziet hierin aanleiding om te kiezen voor een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ook het gegeven dat het hier een ouder feit betreft en de verdachte nadien niet opnieuw met justitie in aanraking is geweest, geeft aanleiding tot strafmatiging.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat aan verdachte een werkstraf dient te worden opgelegd van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De overschrijding van de redelijke termijn zal worden gecompenseerd door vermindering van de op te leggen werkstraf met 5 uren.
Het hof zal aan verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op leggen, teneinde hem er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De op te leggen straffen zijn hoger dan gevorderd door de advocaat-generaal en opgelegd door de eerste rechter, nu die laatstbedoelde straffen naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. Het hof zal vanwege de ernst van het feit ook geen toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is bepleit.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 95 uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van 47 dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Van Dijk voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.