ECLI:NL:GHLEE:2010:BO6378
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- P.J.M. van den Bergh
- K. Lahuis
- G.J. Niezink
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-levensgezel en een buurman. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de mishandeling van de ex-levensgezel, die zich zou hebben voorgedaan tussen 1 januari 2003 en 31 december 2006, kon het hof niet vaststellen dat er buiten de aangeefster iemand was die de mishandeling had waargenomen. De verklaringen van de aangeefster waren bovendien inconsistent en niet goed in de tijd te plaatsen. De medische verklaring over een kneuzing was niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat dit letsel door de verdachte was veroorzaakt, aangezien de aangeefster had verklaard dat dit letsel was ontstaan door een val van de trap.
Met betrekking tot de mishandeling van de buurman, die zich zou hebben voorgedaan tussen 1 januari 2007 en 24 september 2007, oordeelde het hof eveneens dat er onvoldoende bewijs was. De verklaring van de verdachte en de aangever waren niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof concludeerde dat er geen overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten en sprak de verdachte vrij van beide beschuldigingen.
De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Het hof bepaalde dat de benadeelde partijen hun vordering alleen bij de burgerlijke rechter konden indienen. De kosten van het geding werden op nihil vastgesteld, aangezien de verdachte niet was veroordeeld.