Parketnummer: 24-001744-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-652527-07
Arrest van 23 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 19 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] (O),
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft maatregelen opgelegd en heeft beslist op de vorderingen van benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder primair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vorderingen in zijn geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2007, in de gemeente gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Friesestraatweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], welk geweld bestond uit het een of meerdere malen stompen en/of slaan van genoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of het een of meerdere malen stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen tegen de (personen)auto van genoemde [benadeelde 1];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 maart 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meerdere perso(o)n(en) (te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]) een of meerdere malen heeft/hebben gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde 1] en/of
[benadeelde 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
hij op of omstreeks 26 maart 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Verdachte wordt primair - zakelijk weergegeven - verweten dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of tegen de (personen)auto van die [benadeelde 1].
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt het hof de navolgende gang van zaken vast.
Op 26 maart 2007 rijden [benadeelde 1] als bestuurder en [benadeelde 2] als bijrijder in de auto van [benadeelde 1] op de [straat] in de buurt van de stad Groningen, als zij op een gegeven moment een auto, die zich slingerend over de weg beweegt, van achteren naderen. In die auto zitten drie personen: (naar later blijkt) verdachte als bijrijder, zijn zoon [naam] als passagier op de achterbank en [naam] als bestuurder van de auto. Verdachte is de eigenaar van de betreffende auto. [benadeelde 1] probeert de bestuurder van de slingerende auto met lichtsignalen te waarschuwen. Als dit geen effect sorteert en de slingerende auto van verdachte ook nog eens met (sterk) wisselende snelheden gaat rijden, besluit [benadeelde 1] de auto in te halen. Als [benadeelde 1] verdachtes auto heeft ingehaald, volgt gedurende een kilometerslang traject een reactie van (de inzittenden van) verdachtes auto. Verdachtes auto rijdt onder meer hinderlijk (afwisselend) dicht achter en naast de auto van [benadeelde 1] en de inzittenden van verdachtes auto schreeuwen door de geopende autoramen naar [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Na deze achtervolging dwingt de bestuurder van verdachtes auto [benadeelde 1] tot stoppen. De zoon van verdachte en [naam] springen uit de auto en beginnen onmiddellijk tegen de auto van [benadeelde 1] te slaan en te schoppen. Als daarbij op een gegeven moment de ruit aan de bestuurderszijde van [benadeelde 1]'s auto door verdachtes zoon wordt ingeslagen, ziet [naam] kans door deze opening - met name - [benadeelde 1] te stompen en te slaan. Verdachte verlaat op enig moment zijn auto ook en gaat in de richting van de auto van [benadeelde 1]. Als verdachte echter het geluid van brekend glas hoort, keert hij terug naar zijn auto en stapt weer in. Alvorens in te stappen buigt verdachte - naar eigen zeggen om trammelant te voorkomen - nog wel de zich aan de achterkant van zijn auto bevindende kentekenplaat om. Als de andere twee ook weer zijn ingestapt in de auto van verdachte, rijdt het drietal weg in de richting van de stad Groningen.
Het hof heeft niet de overtuiging dat er sprake is geweest van enig fysiek contact tussen verdachte enerzijds en [benadeelde 1], [benadeelde 2], of [benadeelde 1]'s auto anderzijds. Wel heeft de verdachte zich gedurende de achtervolging verbaal uitgelaten jegens de [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en heeft verdachte het nummerbord van zijn auto omgebogen na afloop van de (fysieke) confrontatie tussen de twee andere inzittenden van zijn auto en [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
Om tot een bewezenverklaring van het verdachte onder primair ten laste gelegde te komen dient vastgesteld te worden dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat verdachtes zoon en [naam] hebben gepleegd.
Het hof acht het aannemelijk dat verdachte door zijn verbale uitlatingen jegens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gedurende de achtervolging in de auto - en aldus voorafgaand aan het in de tenlastelegging omschreven geweld buiten de auto - heeft bijgedragen aan een sfeer van ontremming bij de inzittenden van verdachtes auto. Niet echter is van feiten en omstandigheden gebleken waarmee komt vast te staan dat verdachte zijn zoon en [naam] op een of andere manier in of buiten de auto heeft aangemoedigd tot het plegen van (enig) geweld jegens [benadeelde 1], [benadeelde 2], dan wel [benadeelde 1]'s auto. Uit de feitelijke gang van zaken kan slechts worden geconcludeerd dat verdachte de groep, bestaande uit zijn zoon en [naam], - ten tijde van het plegen van het geweld - alleen op enig moment getalsmatig heeft versterkt. Gelet op voorgaande is het hof van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet als een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld van verdachtes zoon en [naam] kunnen worden aangemerkt. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het hem onder primair ten laste gelegde.
Subsidiair wordt verdachte - kort gezegd - verweten dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, dan wel alleen, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft mishandeld en/of de auto van [benadeelde 1] heeft beschadigd.
Hiervoor is al overwogen dat niet bewezen is dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd jegens [benadeelde 1], [benadeelde 2] of [benadeelde 1]'s auto. Evenmin acht het hof bewezen dat het door
[naam] en [naam] toegepaste geweld is uitgeoefend in een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte. Verdachte kan dan ook niet als medepleger van de (gewelddadige) handelingen van [naam] en [naam] worden beschouwd. Verdachte zal ook worden vrijgesproken van hetgeen hem onder subsidiair ten laste is gelegd.
Benadeelde partijen
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partijen,
[benadeelde 1] en [benadeelde 2], beide wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd, dat hun vorderingen in eerste aanleg deels zijn toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van hun eerste vorderingen in het geding in hoger beroep opnieuw hebben gevoegd.
Nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dienen de benadeelde partijen, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partijen in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.