ECLI:NL:GHLEE:2010:BO6086

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-0033-55-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belemmering van opsporingsambtenaren en belediging tijdens rechtmatige uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor het belemmeren van politieambtenaren tijdens hun werkzaamheden en voor belediging van deze ambtenaren. De feiten vonden plaats op 16 maart 2008, toen de politie een bekende van de verdachte aanhield. De verdachte mengde zich in deze situatie en belemmerde de politie in hun rechtmatige uitoefening van hun functie door zich op te dringen en beledigende woorden te uiten. De advocaat-generaal vorderde een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten, waaronder opzettelijke belemmering van opsporingsambtenaren en wederspannigheid. Het hof legde een werkstraf op van 50 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof overwoog dat de verdachte blijk gaf van een gebrek aan respect voor de politie en dat zijn gedrag het gezag van de politie ondermijnde. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003355-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-651864-08
Arrest van 30 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 24 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd onder 1, 2 en 3 en hem zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2008, in de gemeente [gemeente], toen de aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, [betrokkene] hadden staande gehouden en/of op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, althans vast hadden teneinde die genoemde [betrokkene] ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politibureau, deze door die opsporingsambtenaren ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 52 en/of 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, door zich meermalen, althans éénmaal, in de richting van die politieambtenaren en de staande gehouden en/of aangehouden persoon te begeven en/of zich aan genoemde personen op te dringen en/of (daarbij) te roepen "Hij heeft niets gedaan en laat hem gaan" en/of "Blijf van hem af en laat hem gaan", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 16 maart 2008, in de gemeente [gemeente], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte op verdenking van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, althans vast hadden teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door die ambtenaren proberen te schoppen en/of door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden, en/of zich (tijdens de insluitingsfouillering op het politiebureau) met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door die ambtenaren proberen te slaan, stompen en/of bijten;
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend drie ambtenaren, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, [verbalisant 2], hoofdagent van Regiopolitie Groningen en/of [verbalisant 3], brigadier van Regiopolitie Groningen, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid meermalen, althans éénmaal, in het openbaar mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje klootzakken" en/of "Kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 16 maart 2008, in de gemeente [gemeente], toen de aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, [betrokkene] hadden staande gehouden, deze door die opsporingsambtenaren ter uitvoering van het bepaalde in artikel 52 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belemmerd, door zich meermalen in de richting van die politieambtenaren en de staande gehouden persoon te begeven en zich aan genoemde personen op te dringen en daarbij te roepen "Hij heeft niets gedaan en laat hem gaan" en "Blijf van hem af en laat hem gaan";
2.
hij op 16 maart 2008, in de gemeente [gemeente], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte op verdenking van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door die ambtenaren proberen te schoppen en door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden;
3.
hij op 16 maart 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend drie ambtenaren, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, [verbalisant 2], hoofdagent van Regiopolitie Groningen en [verbalisant 3], brigadier van Regiopolitie Groningen, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid meermalen in het openbaar mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje klootzakken" en "Kankerlijers".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren;
2. wederspannigheid;
3. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op het moment dat de ter plaatse aanwezige politieambtenaren een bekende van verdachte, [betrokkene], hadden staandegehouden, heeft verdachte zich met die staande houding bemoeid en op die wijze getracht het werk van die ambtenaren te belemmeren. Verdachte heeft zich meermalen in de richting van die ambtenaren begeven en heeft daarbij geroepen dat zij voornoemde [betrokkene] moesten laten gaan. Vervolgens hebben de aanwezige politieambtenaren verdachte op verdenking van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht aangehouden en wilden zij hem overbrengen naar het politiebureau. Verdachte heeft zich daartegen hevig verzet door te schoppen en te proberen zich los te rukken en te trekken. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van die politieambtenaren.
De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens deze politieambtenaren, heeft het gezag van de politie ondermijnd en de agenten in hun eer en goede naam aangetast.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 augustus 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde straf en in eerste aanleg opgelegde straf, te weten een werkstraf voor de duur van 50 uren, passend en geboden.
Voor oplegging van een andere, lichtere strafmodaliteit zoals verzocht door de raadsman, ziet het hof - gelet op de ernst van de feiten - geen ruimte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 180, 184, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. A. Dijkstra en mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper als griffier.