ECLI:NL:GHLEE:2010:BO5336

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002549-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor alcoholgebruik tijdens het besturen van een voertuig

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van het overtreden van artikel 8, tweede lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994, door een bestelauto te besturen onder invloed van alcohol. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep werd het onderzoek herhaald, waarbij de advocaat-generaal een geldboete van € 550,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voorstelde.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 juni 2008, na het gebruik van alcohol, een alcoholgehalte van 575 microgram per liter uitgeademde lucht had, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Het hof oordeelde dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht, vooral omdat hij een geparkeerde auto had geraakt. Ondanks het feit dat er een overschrijding van de redelijke termijn was, besloot het hof om geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, gezien het tijdsverloop en het ontbreken van eerdere veroordelingen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd, de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging, en hem veroordeeld tot een geldboete van € 550,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van elf dagen bij niet-betaling. Het hof heeft de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid achterwege gelaten, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002549-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-400787-08
Arrest van 23 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 8 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Bonthuis, advocaat te Joure.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een geldboete van € 550,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door elf dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - met inachtneming van de wijziging die in hoger beroep is toegelaten - ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 7 juni 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 575 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 7 juni 2008 te [plaats], als bestuurder van een voertuig, bestelauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 575 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 7 juni 2008 een bestelauto bestuurd, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. Verdachte heeft hiermee de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, welk gevaar ook is verwezenlijkt nu verdachte bij het wegrijden een andere, geparkeerd staande, auto heeft geraakt.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 25 augustus 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Het hof is gelet op voorgaande - met de advocaat-generaal - van oordeel dat aan verdachte een geldboete van na te noemen omvang dient te worden opgelegd. De door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal het hof evenwel achterwege laten. Mede gelet op het tijdsverloop in deze zaak sinds de datum waarop het feit is gepleegd en het ontbreken van nieuwe contacten met justitie ter zake van soortgelijke strafbare feiten, acht het hof oplegging van deze bijkomende straf niet passend.
Het hof heeft geconstateerd dat er zonder aanwijsbare reden sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in hoger beroep. Tussen het moment van instellen van hoger beroep op
8 oktober 2008 en de uitspraak in hoger beroep op 23 november 2010 zijn ruim 25 maanden verstreken. Nu het hof een onvoorwaardelijke geldboete zal opleggen die lager is dan € 1.000,- , zal het hof volstaan met de constatering dat een inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van elf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.