Parketnummer: 24-000345-10
Parketnummer eerste aanleg: 19-605555-09
Arrest van 22 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 20 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. J. Borsch, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het haar primair ten laste gelegde, het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en haar ter zake zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijstip, in of omstreeks de periode van 16 februari 2008 tot en met 23 maart 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) (telkens) ongeveer 520, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
een of meer onbekend gebleven personen op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 16 februari 2008 tot en met 23 maart 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de [adres] (telkens) ongeveer 520, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 16 februari 2008 tot en met 23 maart 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Vrijspraak
Het hof acht - conform de vordering van de advocaat-generaal - niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
een onbekend gebleven persoon in de periode van 16 februari 2008 tot en met 23 maart 2009, te [plaats], opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt in een pand aan de [adres] ongeveer 520 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 16 februari 2008 tot en met 23 maart 2009, te [plaats], opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Door en namens verdachte is een beroep gedaan op psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd dat verdachte door schuldeisers van haar ex-partner werd bedreigd. Zij was daardoor zo bang en voelde zich zo onder druk gezet dat zij zich door hen heeft laten overhalen om een hennepkwekerij in haar woning toe te staan.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting van het hof is niet aannemelijk geworden dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van een zodanige psychische dwang, dat zij daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon en behoefde te bieden. Verdachte heeft ingestemd met een hennepkwekerij in haar woning. Zij heeft deze keuze gemaakt om zo snel mogelijk af te komen van schuldeisers. Niet is gebleken dat zij geen andere mogelijkheid heeft gehad dan het aldus plegen van een strafbaar feit. Het beroep van de raadsvrouw op deze strafuitsluitingsgrond wordt dan ook verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door te tolereren dat er een hennepkwekerij in haar (vakantie)woning werd gehouden. Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de productie van een voor de volksgezondheid schadelijke stof.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 augustus 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf van na te melden duur passend en geboden. Het hof straf legt daarmee een zwaardere straf op dan in eerste aanleg is opgelegd. Het hof acht de duur van de in eerste aanleg opgelegde werkstraf in onvoldoende mate recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Van Dijk voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.