ECLI:NL:GHLEE:2010:BO5066

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.053.569/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van partneralimentatie na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de partneralimentatie na de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. De man, appellant, had in eerste aanleg een alimentatiebedrag van € 3.500,- per maand aan de vrouw, geïntimeerde, opgelegd gekregen door de rechtbank Leeuwarden. De man verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de alimentatie te verlagen naar nihil of een lager bedrag, met ingang van 6 november 2009.

Het hof heeft vastgesteld dat de man zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Hij heeft geen openheid van zaken gegeven over zijn ondernemingen en zijn vermogenspositie. De man heeft nagelaten relevante bewijsstukken tijdig in te dienen, wat zijn zaak heeft geschaad. Het hof heeft geen kennis genomen van nagekomen stukken omdat deze te laat waren ingediend, en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die tot een andere beslissing zouden moeten leiden.

De vrouw heeft in haar verweerschrift verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel, dan wel het verzoek van de man af te wijzen. Het hof heeft de argumenten van de vrouw in overweging genomen en geconcludeerd dat de man zijn grieven niet voldoende heeft onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bekrachtigd, en de man is in zijn verzoek afgewezen. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de advocaten van beide partijen en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Beschikking d.d. 26 oktober 2010
Zaaknummer 200.053.569
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J. Doornbos, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Oosterhof, kantoorhoudende te Heerenveen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 7 oktober 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot het levensonderhoud van de vrouw met ingang van de dag van ontbinding van het geregistreerde partnerschap bepaald op € 3.500,- per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 6 januari 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 7 oktober 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende de uitkering tot het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 6 november 2009, dan wel een door het hof te bepalen ingangsdatum vast te stellen op nihil, dan wel op een lager bedrag dan door de rechtbank is bepaald.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 24 februari 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel, dan wel het door de man verzochte af te wijzen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief met bijlagen van 12 augustus 2010 van mr. Oosterhof.
Ter zitting van 23 augustus 2010 heeft mr. Doornbos verzocht om aanhouding van de zaak, omdat zijn kantoor had verzuimd de man op te roepen voor die zitting. Het hof heeft daarop besloten om de zaak (kort) aan te houden. De man is daarbij in de gelegenheid gesteld om stukken ter onderbouwing van zijn verzoek in te dienen. Het hof heeft de man erop gewezen dat zonder nadere stukken van de zijde van de man geen inhoudelijke beoordeling van het door de man ingediende hoger beroep mogelijk is.
Bij fax van 14 september 2010 heeft mr. Oosterhof verzocht om de zaak op de stukken af te doen, omdat de man geen nadere stukken had ingediend. Mr. Doornbos heeft bij fax van 16 september 2010 tegen dat verzoek bezwaar gemaakt en heeft verzocht om behandeling van de zaak op de zitting.
Op 23 september 2010 is de zaak opnieuw ter zitting behandeld. Verschenen zijn de man, bijgestaan door zijn advocaat en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De beoordeling
Nagekomen stukken
1. Ingevolge artikel 1.4.3 van het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven moeten stukken waarop iemand zich wenst te beroepen zo spoedig mogelijk worden overgelegd, maar in ieder geval uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Op 20 september 2010 is bij de griffie van het hof ingekomen van de zijde van de man een brief van 20 september 2010 met bijlage. Van de inhoud van deze brief en bijlage heeft het hof geen kennis genomen in verband met overschrijding van de indieningstermijn. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een andere beslissing van het hof moeten leiden, integendeel: uit de op de stukken voorkomende data blijkt dat deze eerder overgelegd hadden kunnen en ook moeten worden. Het hof ziet dan ook geen aanleiding anders te beslissen en zal geen acht slaan op die stukken.
Vaststaande feiten
2. Op 7 mei 2007 zijn partijen een geregistreerd partnerschap aangegaan. Bij rechterlijke uitspraak van 22 juli 2009 is dit partnerschap ontbonden. Deze rechterlijke uitspraak is op 6 november 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3. De vrouw heeft in haar inleidend verzoekschrift verzocht om -naast ontbinding van het geregistreerd partnerschap- te bepalen dat de man € 3.500,- per maand aan partneralimentatie dient te voldoen. De man heeft zich hiertegen verweerd.
4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor
vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het appel
van de man gericht.
De geschilpunten
5. De geschilpunten tussen partijen betreffen de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man.
De overwegingen
6. Het hof is, gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, van oordeel dat de man zijn grieven onvoldoende heeft onderbouwd. De man heeft -zowel in eerste aanleg als voorafgaand aan de zittingen van 23 augustus 2010 en 23 september 2010 bij het hof- slechts zeer summiere bewijsstukken overgelegd. De man heeft nagelaten openheid van zaken te geven met betrekking tot de ondernemingen Duat Beheer B.V., Com Care Holding B.V. en Com Care Medical B.V. Ook is volstrekt onduidelijk gebleven wat de vermogenspositie is van, en hoe het met de zeggenschap geregeld is in, bovengenoemde ondernemingen.
7. Voorts heeft de man geen stukken overgelegd met betrekking tot de verkoop van de aandelen van Com Care Medical B.V., die reeds in januari 2009 heeft plaatsgevonden. De man heeft de jaarstukken van Duat Beheer B.V. over 2008 niet tijdig ingediend en aangiftes inkomstenbelasting en de jaarstukken over 2009 ontbreken. De stelling van de man dat dit te wijten is aan zijn accountant acht het hof niet geloofwaardig. Als deze stelling wel juist zou zijn betreft het een omstandigheid die voor risico van de man komt.
8. Concluderend is het hof van oordeel dat de man zijn, door de vrouw betwiste, stellingen in hoger beroep onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof komt derhalve niet toe aan bespreking van de door de man overigens aangevoerde grieven.
Slotsom
9. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, J.M. Rowel-van der Linde en M.P. den Hollander, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 oktober 2010 in bijzijn van de griffier.