ECLI:NL:GHLEE:2010:BO4947
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- H. Heins
- H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
- J.A. Wiarda
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor wederspannigheid na onrechtmatige aanhouding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1951, werd ter zake van wederspannigheid veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren met een proeftijd van 2 jaren. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, maar veroordeeld voor het tweede feit. De verdachte kwam tijdig in hoger beroep tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep werd het verweer van de raadsvrouw verworpen, waarin werd gesteld dat de aanhouding onrechtmatig was. Het hof oordeelde dat er geen feitelijke grondslag was voor dit verweer, aangezien de aanhouding rechtmatig was en de verbalisanten in de uitoefening van hun functie handelden.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 22 april 2008 met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door de politie, wat leidde tot de tenlastelegging van wederspannigheid. De verdachte had zich verzet door te krabben, te trekken aan de blouse van een agent, te schoppen en wild om zich heen te slaan. Het hof achtte het feit wettig en overtuigend bewezen en kwalificeerde het als wederspannigheid. De strafmotivering hield rekening met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof besloot de eerder opgelegde straf van de politierechter te handhaven, met de toevoeging dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De uitspraak van het hof vernietigde het vonnis van de politierechter voor zover dat aan hoger beroep was onderworpen, verklaarde de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep voor het deel dat gericht was tegen de vrijspraak van het eerste feit, en legde de verdachte de voorwaardelijke werkstraf op.