De beoordeling
De feiten
1. De rechtbank heeft in haar vonnis in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.7) een aantal feiten vastgesteld. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
In dit hoger beroep kan van het volgende worden uitgegaan.
1.1 [appellant] was in loondienst van Koninklijke [naam] werkzaam als statutair directeur van diverse werkmaatschappijen.
1.2 Op 1 april 1998 heeft [appellant] met [naam] Beheer een aandelenoptieovereenkomst gesloten, inhoudende dat [appellant] als werknemer het recht wordt toegekend tot het nemen van 490 certificaten van aandelen, elk groot nominaal NLG 1,--, in het kapitaal van de vennootschap. Op dezelfde dag is tussen Koninklijke [naam] en [appellant] - bij wijze van gedeeltelijke tegenprestatie - overeengekomen dat de structurele salarisaanpassing over de jaren 1999 tot en met 2002 wordt gereduceerd met 1,4% van het salaris over het voorafgaande jaar.
1.3 De aandelenoptieovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
Artikel 2: de optie
De optie wordt onvoorwaardelijk toegekend aan de werknemer. De uitoefening dient te geschieden binnen de optieperiode.
Artikel 3: optieperiode
De optieperiode vangt aan op 1 april 1998 en eindigt op 31 maart 2003. De optie die alsdan nog niet is uitgeoefend vervalt.
(……)
Artikel 9: vervreemdingsverbod
Na uitoefening van de optie mogen de gekochte certificaten gedurende de hierna vermelde termijn niet worden vervreemd:
Jaar van de 5-jarige optieperiode Termijn in jaren van vervreemdingsverbod
(……)
5 (1 april 2002-31 maart 2003) 1 jaar (1 april 2003 - 31 maart 2004)
Artikel 10: beperking verkoop certificaten
Het is de medewerker niet toegestaan de certificaten die uit het uitoefenen van deze optie worden verkregen aan anderen dan [naam] Beheer B.V. of de vennootschap te verkopen.
(……)
Artikel 12: verkoopprijs certificaten
De verkoopprijs van certificaten wordt berekend op basis van de rentabiliteitswaarde als vermeld in de navolgende formule:
10 x gemiddelde 5-jaarswinst na vennootschapsbelasting van [naam] Beheer B.V.. De jaarwinst is de winst van [naam] Beheer B.V. zoals die wordt bepaald voor de verwerking in het commerciële jaarbericht van Koninklijke [naam] B.V..
De 5-jaarsperiode betreft de vijf aaneengesloten boekjaren van [naam] Beheer B.V. direct voorafgaand aan het jaar van verkoop van de certificaten. (…)
1.4 In 2001 heeft Koninklijke [naam] haar dochteronderneming Fano Fine Food B.V. verkocht. Door deze verkoop is binnen [naam] Beheer een boekwinst van
€ 35.094.656,-- gerealiseerd.
1.5 Op 18 oktober 2001 heeft een gesprek over de aandelenoptieovereenkomst plaatsgevonden tussen een vertegenwoordiger van de directie van Koninklijke [naam] en de optiehouders, waaronder [appellant]. Tijdens dit gesprek is aan [appellant] een brief d.d. 23 augustus 2001 van Deloitte & Touche aan Koninklijke [naam] uitgereikt, waarin voor zover van belang, het volgende is vermeld:
"De aanvankelijk sterk stijgende lijn in de resultaten (vlak voor en kort na de optie) heeft zich de laatste jaren, met name door ongunstige prijsontwikkelingen op de vettenmarkt, helaas niet voortgezet. De waarde van de aandelen is gebaseerd op de (vermenigvuldiging met 10 x van de gemiddelde) jaarwinst na vennootschapsbelasting. De incidentele boekwinst bij verkoop van het concernonderdeel Fano Fina Food B.V. maakt (uiteraard) geen deel uit van deze jaarwinst. De verkoopprijs is immers zelf de resultante van een factor x de winst na vennootschapsbelasting. Indien ook bij Fano Fine Food B.V. van een vermenigvuldigingsfactor van 10 wordt uitgegaan zou dan een dubbeltelling ontstaan van 10 x 10 is 100 keer de jaarwinst van Fano Fine Food B.V.! Als wij in afwijking van de overeenkomst een dergelijke extreme waardering met het management zouden overeenkomen, zou de fiscus een dergelijke irreële waardering overigens niet accepteren en aan de werknemers een naheffingsaanslag opleggen (…) Mijn inschatting is dat de huidige negatieve waarde van het optierecht de komende jaren niet (snel) zal omslaan in een positieve waarde. (…) Wellicht is dit een goed moment om met de betreffende managers in overleg te treden over beëindiging van het optierecht onder eventuele toekenning van een vergoeding van door de managers betaalde belastingkosten."
1.6 [geïntimeerden] heeft de optiehouders vervolgens aangeboden om de aandelenoptieovereenkomst met terugwerkende kracht te beëindigen, onder schadeloosstelling. [appellant] is niet op dit aanbod ingegaan.
1.7 [appellant] heeft op 31 maart 2003 één aandeel gekocht. Zijn optierechten met betrekking tot de overige 489 aandelen heeft hij niet uitgeoefend. In zijn brief van 31 maart 2003 aan [geïntimeerden] schrijft [appellant] onder meer het volgende:
"Ondergetekende zou zonder meer alle hem toekomende 490 stuks opties hebben uigeoefend ter verkrijging van 490 stuks certificaten [naam] Beheer B.V. indien er tussen partijen (enigszins) overeenstemming zou hebben bestaan omtrent de (globale) waarde van een certificaat [naam] Beheer B.V. per ultimo 2001 en indien deze waarde ongeveer overeen zou zijn gekomen met de waarde die er volgens de inzichten van ondergetekende (…) aan de certificaten per genoemde datum redelijkerwijs moet worden toegekend. (......)
Zoals ook uit de reeds gevoerde correspondentie blijkt, houdt ondergetekende u volledig aansprakelijk voor alle de door hem geleden en nog te lijden schade, zodra - in of buiten rechte - komt vast te staan dat de stellingnamen van u als onjuist moeten worden beschouwd c.q. dat u nalatig dan wel onzorgvuldig bent geweest in het betrachten van de vereiste transparantie en/of het (tijdig) verschaffen van voldoende relevante informatie ter zake c.q. u onterecht hebt verzuimd (tijdig) te reageren op onze visie dan wel op die van door ons ingeschakelde externe deskundigen."