2. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, staat in deze zaak het volgende vast.
2.1. [appellanten] hebben van [geïntimeerden] in 2006 de woning [adres] (hierna: de woning) gekocht. Achter deze woning bevindt zich een bijgebouw dat niet via de openbare weg te bereiken is (hierna: het bijgebouw).
2.2. [geïntimeerden] en [appellanten] hebben op 28 juni 2006 [als gevolg van een kennelijke verschrijving staat in rechtsoverweging 2.2. van het bestreden vonnis 28 juli 2006] respectievelijk 30 juni 2006 een 'koopakte bestaande eengezinswoning' ondertekend met betrekking tot de woning.
2.3. Op 9 augustus 2006 is de notariële akte van levering van de woning gepasseerd.
2.4. Op 13 september 2006 heeft de verkopende makelaar, [makelaar] (hierna: [makelaar]) aan [appellanten] een e-mail gestuurd, waarin hij reageert op klachten van [appellanten] omtrent het gekochte. Deze e-mail luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"Naar aanleiding van ons gesprek vorige week en ons telefoongesprek, eerder deze week reageer ik hierbij namens de verkopers op jouw klachten.
De reactie splits ik in twee gedeelten. Het eerste gedeelte, zeg maar de bouwkundige zaken, worden hieronder behandeld. Het tweede gedeelte, de bereikbaarheid van de achterkant, is dermate complex, dat ik daar nog wel een paar dagen voor nodig heb. Met betrekking tot dit tweede gedeelte kan ik al wel vast melden dat niet zozeer de verkopers, maar ikzelf naar alle waarschijnlijkheid een steekje heb laten vallen. Ik kom daar zo spoedig mogelijk op terug.
(…)"
2.5. Op 18 september 2006 hebben [appellanten] twee e-mails aan [makelaar] gestuurd, één betreffende de 'erfdienstbaarheden' en één betreffende de 'verborgen gebreken'. Beide e-mails zijn tevens per aangetekende brief naar het kantoor van [makelaar] verzonden.
2.6. Genoemde e-mail d.d. 18 september 2009 betreffende de 'erfdienstbaarheden' heeft, voor zover thans van belang, de volgende inhoud:
"In reactie op het punt van de erfdienstbaarheid om de woning en de garage vanaf de zuidelijke kant te benaderen met een voertuig welke er zou zijn volgens u.
Tijdens de bezichtiging hebben wij het einddoel van de garage met u besproken. Het moet een werkplaats/garage en een gedeelte als kantoor gebruikt gaan worden. U heeft ons toen gemeld dat er recht van overpad is om de garage met auto of motor te bereiken over het perceel met kavelnummer 6960 eigendom van de Herenweg nr. 76.
Deze "Erfdienstbaarheid" is essentieel geweest voor ons in het besluit met u in onderhandeling te gaan en uiteindelijk de woning te kopen. Zonder deze erfdienstbaarheid zouden wij de woning namelijk nimmer gekocht hebben omdat de garage dan niet bruikbaar zou zijn.
Ook tijdens de overdracht bij de notaris hebben wij nog een keer gevraagd of er recht van overpad was, hierop meldde de notaris ons ook nog eens dat dit er weldegelijk zou zijn.
Zoals ik u eerder deze week telefonisch gemeld heb op 13 september '06 is dit recht van overpad er volgens de eigenaar van het perceel 6960 en 6957 niet. Ik heb begrepen dat er een mondelinge afspraak was tussen uw cliënten, (dhr [geïntimeerde] en mevr. [geïntimeerde]) en de eigenaar van de aan de naast liggende percelen dat zij er wel met de fiets en container over mochten maar niet voor dagelijks gebruik met een auto of motor. We hebben uw reactie per e-mail van 13 Sept. j.l. ontvangen waarin u aangeeft dat u wellicht een "steekje heeft laten vallen".
Uit uw brief van 14 sept. j.l. hebben wij begrepen dat u en de notaris, waar de overdracht plaats heeft gevonden een onderzoek erfdienstbaarheid" laten uitvoeren bij het Kadaster. De uitkomst hiervan zullen wij dan ook afwachten maar helaas ben ik ook genoodzaakt te onderzoeken wat mijn alternatieven zijn mocht blijken dat er geen erfdienstbaarheid is.
Op dit moment win ik de informatie in en is mij geadviseerd uit te kijken naar een gerechtelijke adviseur om de mogelijk heden te bespreken in dit geval. Mochten we er niet uit kunnen komen met alle betrokken partijen.
Mocht de eindconclusie zijn dat er geen "erfdienstbaarheid" is om het perceel aan de achterkant dagelijks met auto of motor te benaderen, dan stel ik u nu reeds in gebreke en zie ik mij helaas genoodzaakt de nodige rechtsmaatregelen tegen u te treffen. (…)"
2.7. Genoemde e-mail d.d. 18 september 2009 betreffende de 'verborgen gebreken' heeft, voor zover thans van belang, de volgende inhoud:
"(…)
Ik verzoek nog een keer contact te zoeken met de verkoper om bovengenoemde tekortkomingen op te nemen met hen. Graag hoor ik binnen twee weken na heden de reactie van de verkopers waarvan wij de woning gekocht hebben en mij mede te delen wat het eindstandpunt van de verkopers is.
Voldoet u niet aan mijn verzoek, dan stel ik u en uw opdrachtgever (de verkoper) nu reeds in gebreke en zie ik mij helaas genoodzaakt de nodige rechtsmaatregelen tegen u en of de verkoper te treffen. (…)"
2.8. Op 20 september 2006 heeft [makelaar] aan [appellanten] een e-mail gestuurd met, voor zover thans van belang, de volgende inhoud:
"Hedenmorgen ontving ik jouw reactie op mijn brieven/emails van vorige week.
De brief met de "gebreken" stuur ik door naar mijn opdrachtgevers. Behalve een gedeelte van punt 2, zijn het vragen waar alleen zij op kunnen antwoorden.
Ten aanzien van de bereikbaarheid van het achtererf zijn jij en ik het erover eens dat we de resultaten van het erfdienstbaarhedenonderzoek afwachten. (…)
2.9. [makelaar] heeft notariskantoor Vellinga & Wiersma onderzoek laten doen naar het bestaan van een dergelijke erfdienstbaarheid. Blijkens een brief van het kadaster aan Vellinga & Wiersma d.d. 21 september 2006, doorgestuurd aan [makelaar] op 22 september 2006 bestaan de gevraagde erfdienstbaarheden niet.
2.10. Op 9 oktober 2006 heeft [makelaar] een e-mail aan [appellanten] verzonden met de mededeling dat de erfdienstbaarheid die de bereikbaarheid van het achtererf van de woning tientallen jaren heeft geregeld, enkele jaren geleden te niet is gedaan door de toenmalige eigenaar. Voorts schrijft [makelaar], voor zover thans van belang, het volgende:
"(…) Mijn opdrachtgevers hebben dit ten tijde van het verkooptraject ook met zoveel woorden aangegeven, in die zin dat zij duidelijk hebben gesteld dat de toegang alleen met toestemming van buurman [buurman] verschaft kan worden. Dit heb ik ook tijdens de beide bezichtigingen aangegeven: verkopers parkeerden hun eigen auto op de parkeerplaats die zij speciaal voor dat doel hadden aangelegd aan de straatzijde van de woning. De schuur/berging was fysiek gezien niet ingericht als garage/autostalling. Mijn opdrachtgevers hadden een afspraak met de buren betreffende het gebruik van het pad. Buurman heeft ten tijde van het verkooptraject aangegeven met de nieuwe buren een zelfde soort afspraak te (willen) maken teneinde de regie zelf in handen te houden.
Ik heb jullie ook op het hart gedrukt om eerst met buurman goede afspraken te maken, alvorens van het pad gebruik te maken. (…)
Ik heb in een eerdere briefwisseling aangegeven dat ik wellicht zelf een steekje heb laten vallen. Ik doelde hierbij op het verschaffen van helderheid. (…)
Wat ik mijzelf kwalijk mag nemen is dat dit niet beter is uitgezocht. In het kader van de meldingsplicht van verkoperszijde en onderzoeksplicht van koperszijde is dit een interessante discussie, waarbij ik nogmaals aangeef dat verkopers wat mij betreft altijd transparant zijn geweest door te stellen dat zij geen officieel recht hadden tot gebruik, maar dat het gebruik alleen met toestemming van buurman [buurman] geregeld kon worden. Ik benadruk nogmaals dat ik dit ook tijdens beide bezichtigingen aan jullie heb doorgegeven.
Dat de materie lastig ik [lees: is; toev. hof], bewijst ook het feit dat specialisten als de notaris niet precies konden uitleggen hoe het nu precies dat [lees: zat; toev. hof] met de interpretatie van de erfdienstbaarheden in de oude akten. Jijzelf hebt dat ook beaamd door te stellen dat een aantal opgesomde erfdienstbaarheden, zoals verwoord in de concept-leveringsakte die jij van de notaris voor het passeren van de akte hebt toegestuurd gekregen, "op meerdere manieren kunnen worden uitgelegd". (…)"
2.11. Bij aangetekende brief van 3 augustus 2007 heeft de advocaat van [appellanten] [geïntimeerden] gesommeerd om schadevergoeding te betalen, wegens toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van de gesloten koopovereenkomst. In deze brief wordt verwezen naar een eerdere brief, gedateerd op 11 april 2007, die per gewone post namens [appellanten] aan [geïntimeerden] was verzonden.