ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3691

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001033-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1963, werd veroordeeld voor belaging van haar ex-partner en diens nieuwe vriendin. De tenlastelegging betrof stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers in de periode van 17 februari 2009 tot en met 24 februari 2009. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende hinderlijke en bedreigende gedragingen, waaronder het schreeuwen, het vernielen van eigendommen en het dreigen met geweld. De politierechter had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar de advocaat-generaal in hoger beroep eiste een zwaardere straf. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte stelselmatig en wederrechtelijk waren, en dat er sprake was van een ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het hof motiveerde de straf op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een voorwaardelijke straf om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001033-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880085-09
Arrest van 11 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 22 april 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 84 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij in of omstreeks de periode van 9 februari 2009 tot en met 24 februari 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data in voornoemde periode (telkens)
zich (hinderlijk) opgehouden bij en/of rondom en/of in de woning (te weten perceel [adres], zijnde de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]) door (onder meer)
- telkens op de ruit(en) en/of de deur(en) van die woning te slaan en/of te bonsen en/of te tikken en/of het gooien van zand en/of modder en/of een ste(e)n(en) tegen (de ruit[en] van) die woning en/of het vernielen en/of beschadigen van een ruit van die woning en/of (heeft verdachte)
- telkens die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] schreeuwend en/of tierend en/of scheldend, althans (telkens) luidruchtig benaderd en/of/daarbij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (onder meer) de woorden toegevoegd: "Ik ga je leven tot een hel maken" en/of "Ik steek haar dood als ik haar in het dorp tegen kom" en/of "Hoer, ga naar je zwarte, je hebt mijn vent afgepakt, acht maanden zal ik jullie treiteren, ik pak je wel, ik lust je rauw", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende en/of beledigende) aard en/of strekking en/of (heeft verdachte)
- die [slachtoffer 1] geslagen en/of geschopt en/of met een door haar, verdachte, bestuurd voertuig (personenauto) dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gereden, in elk geval (telkens) voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] lastig gevallen en/of bestookt.
Bewijsoverwegingen
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] vanaf 17 februari 2009 niet meer samenwoonde met verdachte en op die datum een ander huis betrok. De ten laste gelegde gedragingen van verdachte begonnen op die datum. Het hof is derhalve - met de advocaat-generaal - van oordeel dat de periode in de tenlastelegging dient te worden ingekort van '9 februari 2009 tot en met 24 februari' tot '17 februari 2009 tot en met 24 februari 2009'.
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de gedragingen van verdachte geen wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelden op leveren, waardoor er geen sprake kan zijn van belaging. In dat verband heeft hij erop gewezen dat [slachtoffer 1] en verdachte gedurende elf jaar een intieme relatie hadden gehad, dat deze pas recent was beëindigd en dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten nog sprake was van een verstrengeling van de persoonlijke levenssferen van [slachtoffer 1] en verdachte die nog diende te worden ontvlochten.
Het hof overweegt met betrekking tot de opzettelijke wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelden als volgt.
Niet ter discussie staat dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten de relatie feitelijk was verbroken hetgeen onder meer tot uitdrukking kwam in het feit dat de verdachte en [slachtoffer 1] inmiddels elk een eigen woning bewoonden. Voorts stelt het hof vast dat de aan verdachte verweten gedragingen weinig van doen hadden met wat door de raadsman is aangeduid met de bewoordingen 'ontvlechting van verstrengelde persoonlijke levenssferen'. Die gedragingen kunnen immers niet worden opgevat als reconstructief, gericht op herstel van separate persoonlijke levenssferen, maar zijn veeleer als destructief en offensief aan te merken. Uit uitlatingen van verdachte moet worden opgemaakt dat haar opzet ook daarop was gericht. De hiermee gepaard gaande schendingen van de privacy van aangevers vinden dan ook geen rechtvaardiging in de door de raadsman bedoelde afwikkeling van de relatie, zodat dit verweer wordt verworpen.
Het hof overweegt omtrent de stelselmatigheid als volgt.
Voor de beoordeling van het begrip stelselmatig zijn relevant de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de benadeelden.
De gedragingen van verdachte behelzen onder meer mishandeling, bedreiging en vernieling. Deze gedragingen zijn naar hun aard te omschrijven als gewelddadig en de invloed van dergelijke gedragingen op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke vrijheid en het persoonlijke leven van de benadeelden is groot te noemen. Daar komt bij dat de gedragingen gedurende de ten laste gelegde periode elke dag en soms meermalen per dag plaatsvonden. De frequentie en de intensiteit van de gedragingen leveren een additionele inbreuk op de persoonlijke vrijheid en het persoonlijke leven van de benadeelden. Voorts stopten de gedragingen van verdachte pas op het moment dat zij in verzekering werd gesteld. Eerdere politie-interventies en zelfs een verplichte overnachting op het politiebureau hebben niet kunnen verhinderen dat verdachte haar gedragingen voortzette. Gelet op voorgaande omstandigheden hecht het hof minder waarde aan de (relatief) korte periode waarin de gedragingen plaatsvonden, te meer omdat de gedragingen pas eindigden door voornoemde inverzekeringstelling van verdachte.
Toetsing aan voornoemde criteria leidt tot de slotsom dat er sprake is van een stelselmatige inbreuk. Ook dit verweer slaagt niet.
Het hof is van oordeel dat er sprake is van een stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zij in de periode van 17 februari 2009 tot en met 24 februari 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met het oogmerk die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data in voornoemde periode
zich hinderlijk opgehouden bij en rondom de woning (te weten perceel [adres], zijnde de woning van die [slachtoffer 1]) door onder meer
- op de ruiten van die woning te tikken en het gooien van zand of modder tegen die woning en het vernielen van een ruit van die woning en heeft verdachte
- die [slachtoffer 2] luidruchtig benaderd en daarbij die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Hoer, ga naar je zwarte, je hebt mijn vent afgepakt, acht maanden zal ik jullie treiteren, ik pak je wel, ik lust je rauw" en heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] geslagen en geschopt en met een door haar, verdachte, bestuurd voertuig (personenauto) dreigend in de richting van die [slachtoffer 2] gereden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
belaging.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 17 februari 2009 tot en met 24 februari 2009 schuldig gemaakt aan belaging van haar ex-partner en zijn nieuwe vriendin. Nadat de relatie was beëindigd heeft verdachte hen stelselmatig op allerlei manieren lastig gevallen. De gedragingen eindigden slechts nadat aan verdachte strafvorderlijk haar vrijheid was ontnomen. Door haar handelen heeft zij haar ex-partner en zijn nieuwe vriendin in hun vrijheid bedreigd en in hun privacy aangetast. Bij de beoordeling neemt het hof ten gunste van de verdachte tevens in aanmerking dat zij na haar invrijheidsstelling de aangevers niet opnieuw heeft belaagd.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 11 augustus 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur een passende en noodzakelijke bestraffing is. Een lichtere strafmodaliteit is thans, gelet op de aard en de ernst van het gepleegde misdrijf, niet aan de orde. Gelet op het feit dat verdachte tot op heden niet in herhaling is vervallen en het blanco strafblad kan oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf achterwege blijven.
Nu verdachte in een (juridisch) geschil is verwikkeld met benadeelde [slachtoffer 1] over de bewoning van een woning en in het kader van dat geschil nog steeds contact onderhoudt met die [slachtoffer 1] acht het hof het noodzakelijk dat een na te noemen deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierenvijftig dagen;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van dertig dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.H. Bosch, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van
S. van Krugten als griffier.