ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000669-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1957 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De economische politierechter had de verdachte veroordeeld tot een straf, die in het vonnis was omschreven. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 april 2009 tot en met 15 mei 2009, opzettelijk vijf runderen heeft gehouden zonder dat deze dieren overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd. Daarnaast heeft de verdachte aan zijn dieren de nodige zorg onthouden, wat resulteerde in verschillende gezondheidsproblemen bij de dieren.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair te vervangen door twintig dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan een gedeelte voorwaardelijk is opgelegd. De verdachte heeft de mogelijkheid gekregen om de geldboete in termijnen te betalen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000669-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-992381-09
Arrest van 5 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 1 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van feit 1 en 2 zal veroordelen tot een geldboete van
€ 1.000,-, subsidiair te vervangen door twintig dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in de periode van 28 april 2009 tot en met 15 mei 2009, althans in de maanden april en mei 2009, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, vijf, althans een aantal, runderen heeft gehouden, (zulks) terwijl dat rund/die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd;
2.
hij in de periode van 28 april 2009 tot en met 15 mei 2009, althans in de maanden april en mei 2009, te [plaats 1] en [ plaats 2], in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, als houder van één of meer dieren, te weten meerdere runderen waaronder kalveren, alsmede enkele schapen, aan die dieren de nodige zorg heeft onthouden, immers
- waren een zestal oudere runderen aangebonden, en zonder vaste droge ligplaats en/of
- vertoonde een rund kreupelheid aan de rechtervoorpoot, waarbij de hoef niet tijdig was
bijgesneden en/of
- was er een schaap, waarbij de wol aan de achterzijde ernstig bevuild was met mest als gevolg
van langdurige diarree en/of
- was er een schaap dat ernstig was vermagerd en/of
- was er een schaap dat met de linkerachterpoot een trekkende beweging maakte en daardoor
kreupel liep en/of
- waren er twee kalveren, die ziekteverschijnselen vertoonden, deze waren sterk vermagerd,
vertoonden een afwijkende kromme houding en hadden diarreeverschijnselen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij in de periode van 28 april 2009 tot en met 15 mei 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], opzettelijk, vijf runderen heeft gehouden, zulks terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd;
2.
hij in de periode van 28 april 2009 tot en met 15 mei 2009 te [plaats 1] en [ plaats 2], in de gemeente [gemeente], als houder van dieren, te weten meerdere runderen alsmede enkele schapen, aan die dieren de nodige zorg heeft onthouden, immers
- was een zestal oudere runderen aangebonden en zonder vaste droge ligplaats en
- vertoonde een rund kreupelheid aan de rechtervoorpoot, waarbij de hoef niet tijdig was
bijgesneden en
- was er een schaap, waarbij de wol aan de achterzijde ernstig bevuild was met mest als gevolg
van langdurige diarree en
- was er een schaap dat ernstig was vermagerd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan;
onder 2: zich gedragen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 28 april 2009 tot en met 15 mei 2009 schuldig gemaakt aan overtreding van de Regeling identificatie en registratie van dieren.
Hij heeft een vijftal runderen in strijd met die Regeling opzettelijk niet - binnen de daarvoor gestelde termijn - voorzien van een nieuw oormerk nadat de dieren één van hun twee oormerken hadden verloren. In zodanig geval dient binnen de termijn genoemd in artikel 16 van de Regeling, een tweede oormerk te worden aangebracht om te voorkomen dat een dier indien dit nog een merk verliest niet meer geoormerkt is. Verdachte heeft, hoewel hierop gewezen, dit nagelaten. Verdachte heeft hierdoor een regeling overtreden die tot stand is gekomen met het oog op de bestrijding van besmettelijke dierziekten.
Verdachte heeft daarnaast op 28 april 2009 in strijd met het bepaalde in artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gehandeld. Bij een controle van verdachtes veehouderij door ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst zijn diverse overtredingen geconstateerd. Zo is gebleken dat verdachte een zestal oudere runderen de nodige verzorging heeft onthouden door deze dieren niet de beschikking te geven over een droge en/of zindelijke ligplaats terwijl deze dieren aangebonden werden gehouden en derhalve zelf geen droge ligplaats konden opzoeken. Daarnaast vertoonde een rund kreupelheid omdat de hoef niet tijdig was bijgesneden, was er een schaap met langdurige diarree en een ernstig vermagerd schaap. Bij herhaalde controle op 15 mei 2009 is gebleken dat het schaap met langdurige diarree nog steeds dezelfde klachten vertoonde. Verdachte heeft aldus vanuit zijn functie als veehouder onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor het welzijn van de aan zijn zorg toevertrouwde en van die zorg afhankelijke dieren.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 22 juli 2010, waaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde geldboete een passende bestraffing vormt. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen. Gelet op de draagkracht van verdachte, het feit dat sinds de bewezen verklaarde feiten zich kennelijk niet opnieuw soortgelijke feiten hebben voorgedaan en ter voorkoming daarvan in de toekomst, zal een gedeelte van de geldboete voorwaardelijk worden opgelegd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 37, 96 en 121 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en
de artikelen 16 en 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van duizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van vijfhonderd euro, subsidiair tien dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete mag worden voldaan in vijf opeenvolgende ??nmaandelijkse termijnen elk groot honderd euro.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier.