ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3293

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001292-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de economische politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, een veehouder, werd beschuldigd van het niet naleven van de voorschriften uit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, specifiek de artikelen 38 en 45. De feiten betroffen de periode van 1 maart 2008 tot en met 2 april 2008, waarin de verdachte zijn runderen en schapen niet deugdelijke verzorging en huisvesting bood. Tijdens controles door de Algemene Inspectiedienst werd vastgesteld dat de dieren geen toereikende hoeveelheid gezond voer kregen en geen toegang hadden tot schoon drinkwater.

De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete en een bijkomende straf. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft besloten het eerdere vonnis te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtredingen en hem opnieuw veroordeeld tot twee geldboetes van elk € 1.000,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van twintig dagen. Daarnaast is een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor de duur van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte na de overtredingen zijn bedrijfsvoering heeft aangepast en dat er sindsdien geen nieuwe overtredingen zijn geconstateerd. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat de verdachte verantwoordelijk is voor het welzijn van de aan hem toevertrouwde dieren en dat hij de toepasselijke wetgeving had moeten naleven.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001292-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-994673-08
Arrest van 5 november 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Assen van 12 mei 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1955] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van ? 2.000,-, subsidiair te vervangen door veertig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke stillegging van verdachtes onderneming voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 t/m 2 april 2008 in de gemeente [gemeente] heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens artikel 38 en/of 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, aangezien:
- het verzorgen van een of meer runderen en/of schapen niet geschiedde overeenkomstig artikel 4 van het Besluit welzijn productiedieren, immers kreeg/kregen dat/die dier(en) geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder zodat het/ze in goede gezondheid bleef/bleven en aan zijn/hun voedingsbehoeften werd voldaan; en/of
- het huisvesten van een of meer runderen niet geschiedde overeenkomstig artikel 5 van het Besluit welzijn productiedieren, immers had(den) dat/die dier(en) geen toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon water en kon(den) het/ze niet op een andere wijze aan zijn/hun behoefte aan water voldoen;
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
a. verdachte in de periode van 1 maart 2008 t/m 2 april 2008 in de gemeente [gemeente] heeft gehandeld in strijd met het bepaalde krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, aangezien:
- het verzorgen van runderen en schapen niet geschiedde overeenkomstig artikel 4 van het Besluit welzijn productiedieren, immers kregen die dieren geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder zodat ze in goede gezondheid bleven en aan hun voedingsbehoeften werd voldaan;
en
b. verdachte op 2 april 2008 in de gemeente [gemeente] heeft gehandeld in strijd met het bepaalde krachtens artikel 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, aangezien:
- het huisvesten van runderen niet geschiedde overeenkomstig artikel 5 van het Besluit welzijn productiedieren, immers hadden die dieren geen toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon water en konden ze niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water voldoen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder a en b meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de overtredingen:
onder a: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
en
onder b: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 1 maart 2008 tot en met 2 april 2008 gehandeld in strijd met het bepaalde krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Bij een tweetal controles van verdachtes veehouderij door ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst is geconstateerd dat de runderen en schapen op verdachtes bedrijf geen toereikende hoeveelheid gezond voer kregen. Daarnaast was een aantal runderen op 2 april 2008 niet overeenkomstig het Besluit welzijn productiedieren gehuisvest. De runderen hadden namelijk geen toegang tot drinkwater. Verdachte heeft aldus vanuit zijn functie als veehouder onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor het welzijn van de aan zijn zorg toevertrouwde en van die zorg afhankelijke dieren.
Ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat verdachte na de constatering van de overtredingen is overgegaan tot aanpassingen in zijn bedrijfsvoering. Verdachte heeft aangegeven dat zijn bedrijf de laatste tijd regelmatig is gecontroleerd en dat er geen overtredingen meer zijn geconstateerd.
Dat neemt echter niet weg dat hij in de bewezenverklaarde periode onverminderd was gehouden de toepasselijke bepalingen na te leven.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 22 juli 2010, waaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens economische, doch niet voor soortgelijke, strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde geldboete qua modaliteit en hoogte een passende bestraffing vormt. Het hof zal dan ook aan verdachte, nu het hier een tweetal overtredingen betreft, twee geldboetes van, bij elkaar opgeteld dezelfde hoogte als die van de in eerste aanleg opgelegde geldboete, opleggen. Daarnaast zal, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, een voorwaardelijke stillegging van de onderneming worden opgelegd. Bij de vaststelling van de geldboetes heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting van het hof is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 38 en 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 4 en 5 van het Besluit welzijn productiedieren, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van de onder a bewezen verklaarde overtreding tot een geldboete van duizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt ter zake van de onder a bewezen verklaarde overtreding de stillegging van de onderneming van verdachte, het veehouderijbedrijf aan de [adres] te [woonplaats], waarin het economisch delict, is gepleegd voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat deze bijkomende straf van stillegging van de onderneming van verdachte niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van de onder b bewezenverklaarde overtreding tot een geldboete van duizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier.