ECLI:NL:GHLEE:2010:BO2878

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.067.438 en 200.067.436
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en nevenvoorzieningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Leeuwarden, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De man, die in eerste aanleg niet is verschenen, heeft op 31 mei 2010 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 24 februari 2010. De rechtbank had bepaald dat de vrouw met ingang van de inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand huurder zou zijn van de echtelijke woning en dat de man een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw moest betalen van € 1.000,- per maand. De man verzocht in hoger beroep om de beschikking te vernietigen en de echtscheiding af te wijzen, dan wel de scheiding van tafel en bed uit te spreken. Daarnaast vroeg hij om de nevenvoorzieningen van de vrouw af te wijzen of de bijdrage in de kosten van levensonderhoud te verlagen.

Het hof oordeelt dat de man ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat artikel 820 Rv van toepassing is, wat een afwijkende regeling biedt voor de aanvang van de beroepstermijn in echtscheidingsprocedures. Het hof bevestigt dat de echtscheidingsbeschikking op 4 maart 2010 aan de man is betekend, waardoor de beroepstermijn op die datum is aangevangen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor zover het de echtscheiding betreft, maar houdt verdere beslissingen aan in afwachting van een convenant waarin partijen hun afspraken vastleggen.

De uitspraak van het hof is gedaan op 21 oktober 2010, waarbij de rechters J.D.S.L. Bosch, G. Jonkman en D.J. Keur aanwezig waren. De beslissing over de onderhoudsbijdrage en de verdeling van de huwelijksgemeenschap wordt aangehouden totdat partijen hun overeenstemming hebben vastgelegd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 21 oktober 2010
Zaaknummers 200.067.438 en 200.067.436
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P. Bollema,
kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Kuipers-Mellema,
kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 24 februari 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden de echtschei¬ding tussen partijen uitgesproken en voorts bepaald dat de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van deze beschikking in de daarvoor bestemde registers van de burgerlijke stand huurder zal zijn van de echtelijke woning en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand bepaald op € 1.000,- per maand.
De rechtbank heeft ook een verdeling vastgesteld van de tussen partijen bestaande huwelijks¬gemeenschap door toedeling van de vermelde goederen deels aan de man en deels aan de vrouw met vaststelling van het overbedelingsbedrag dat de man aan de vrouw zal dienen te betalen uiterlijk op de dag van inschrijving van de echtschei¬dings¬beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 31 mei 2010, heeft de man ver¬zocht de beschikking van 24 februari 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende:
- het verzoek van de vrouw om de echtscheiding uit te spreken alsnog af te wijzen dan wel subsidiair de scheiding van tafel en bed uit te spreken alsmede
- de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen af te wijzen althans subsidiair de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking te bepalen op € 854,- per maand zolang de man € 300,- huur betaalt en op € 647,- per maand zodra de man zelfstandige woonruimte huurt van € 500,- per maand en de verdeling vast te stellen zoals in het beroepschrift is aangegeven,
een en ander kosten rechtens.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 15 juli 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de beschikking waarvan beroep betreffende de echt¬scheiding te bekrachtigen een aanstonds bij afzonderlijke beschikking daarover te beslissen en de man in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren althans het hoger beroep af te wijzen alsmede het subsidiaire verzoek van de man betreffende de schei¬ding van tafel en bed af te wijzen. De vrouw heeft voorts verzocht de verzoeken van de man betreffende de onderhoudsbijdrage en de verdeling van de gemeenschap af te wijzen.
Tevens heeft de vrouw bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht de beschikking van 24 februari 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende de man te veroordelen met ingang van de dag van ontbinding van het huwelijk aan de vrouw een bedrag van € 1.000,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, althans deze bijdrage te bepalen op een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als het hof zal vermenen te behoren en de verdeling vast te stellen zoals door de vrouw in incidenteel appel verzocht. Tot slot heeft de vrouw verzocht het verzoek om haar te veroordelen in de kosten van de procedure af te wijzen en te bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 26 augustus 2010, heeft de man het verzoek in het incidenteel beroep bestreden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken waaronder een faxbe¬richt van 22 september 2010 van mr. Bollema, een faxbericht van 23 september 2010 van mr. Kuipers-Mellema en een faxbericht van 18 oktober 2010 van mr. Bollema.
De mondelinge behandeling betreffende het hoger beroep voor zover dit was gericht tegen de echt¬scheiding, stond gepland ter zitting van 1 oktober 2010. Gelet op de inhoud van de faxberichten van 22 en 23 september 2010 heeft deze behande¬ling echter geen doorgang gevonden.
De beoordeling
1. Partijen zijn op [huwelijksdag] in algehele gemeenschap van goederen in het huwelijk getreden.
2. De vrouw heeft zich eind november 2009 gewend tot de rechtbank Leeuwarden met het verzoek de echtscheiding tussen partijen uit te spreken alsmede een aantal nevenvoorzieningen -het enig huurderschap van de voormalige echtelijke woning, de onderhoudsbijdrage en de wijze van verdeling van de gemeenschap- vast te stellen. De man is niet verschenen in de procedure.
3. Bij beschikking van 24 februari 2010 heeft de rechtbank omtrent de verzoeken van de vrouw geoordeeld dat deze niet onrechtmatig of ongegrond zijn en deze vervolgens integraal toegewezen (met uitzondering van de gevraagde wettelijke rente).
4. De man is in hoger beroep gekomen van deze beschikking en heeft grieven gericht tegen de echtscheiding, de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de vrouw en de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeen¬schap. Het hoger beroep is niet gericht tot de beslissing van de rechter omtrent het huurderschap van de vrouw van de voormalige echtelijke woning.
5. Het hof heeft het door de man ingestelde hoger beroep, gezien de geschillen in hoger beroep, tweeledig administratief geregistreerd. Het hoger beroep tegen de echtschei¬ding en de vastgestelde partneralimentatie is geregistreerd onder zaaknummer 200.067.436. Het hoger beroep betreffende de verdeling is geregistreerd onder zaaknummer 200.067.438.
De ontvankelijkheid van de man in het door hem ingestelde hoger beroep
6. Ingevolge het bepaalde in artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechts¬¬vorde¬ring (hierna te noemen: Rv) dient hoger beroep door de niet in de procedure in eerste aanleg verschenen belang¬hebbende te worden ingesteld binnen drie maanden na de betekening van de eindbeschikking of nadat de beschik¬king hem op andere wijze bekend is geworden.
7. Artikel 820 Rv geeft voor zaken van personen- en familierecht, rechtspleging in scheidingszaken, een van het bepaalde in artikel 358 lid 2 Rv afwijkende regeling voor de aanvang van de hoger beroepstermijn in een procedure waarbij, voor zover hier van belang, een verzoek tot echtscheiding is toegewezen. Ingevolge lid 1 kan de echtgenoot die in eerste aanleg niet in de procedure is verschenen hoger beroep instellen tegen een uitgesproken echtscheiding binnen drie maanden na beteke¬ning van deze beschikking aan hem in persoon, dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig het tweede lid openlijk bekend is gemaakt.
8. De man is in eerste aanleg niet verschenen. Tussen partijen is niet in geschil dat de echtscheidingsbeschikking op 4 maart 2010 aan hem in persoon is betekend, zodat op die dag de beroepstermijn van drie maanden is aangevangen. Het door het hof op 31 mei 2010 ontvangen beroep¬schrift is dan ook ruim binnen deze beroepstermijn ontvangen.
9. Het vorenstaande leidt er dan ook toe dat de man kan worden ontvangen in het door hem eerst op 31 mei 2010 ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 24 februari 2010.
De overeenstemming
10. Uit de faxberichten van 22 september 2010 van mr. Bollema, mede bezien in het licht van zijn faxbericht van 18 oktober 2010, en het faxbericht van 23 september 2010 van mr. Mellens-Kuiper, leidt het hof af dat tussen partijen de duurzame ont¬wrichting van het huwelijk niet langer in geschil is en dat zij inmiddels overeen¬stem¬ming hebben bereikt omtrent de gevolgen van de echtscheiding.
11. Het hof zal dan ook de beschikking waarvan beroep voor zover het de tussen partijen uitgesproken echtscheiding betreft, bekrachtigen.
12. Het hof zal de beslissing omtrent de door de man aan de vrouw te betalen onder¬houds¬bijdrage te haren behoeve (in de zaak onder nummer 200.067.436) en de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap (in de zaak onder nummer 200.067.438) aanhouden in afwachting van de ontvangst van het convenant c.q. de overeenkomst waarin partijen hun afspraken te dien aanzien zullen hebben vastgelegd. De beslissing ter zake van de proceskosten zal eveneens worden aangehouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij de echtscheiding tussen partijen uitgesproken is;
houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van de nadere (inhoudelijke) berichten van partijen omtrent de tussen hen beiden bestaande overeenstemming.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch (voorzitter), G. Jonkman en D.J. Keur en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 oktober 2010 in bijzijn van de griffier.