ECLI:NL:GHLEE:2010:BO2614

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000838-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet en opgeven van een valse naam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is veroordeeld voor het overtreden van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet en voor het opgeven van een valse naam en voornaam. De feiten dateren van 15 oktober 2008, toen de verdachte, ondanks dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, als bestuurder van een motorrijtuig op de weg werd aangetroffen. Bij zijn aanhouding heeft hij een andere naam opgegeven aan de opsporingsambtenaar. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen die in het vonnis waren omschreven. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 80 uren, alsook een werkstraf van 10 uren voor de overtreding. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gedeeltelijk toegewezen, maar heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn behandeling voor een alcoholprobleem en zijn werk bij een sociale werkvoorziening. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen, samen met een onvoorwaardelijke werkstraf van 80 uren en een werkstraf van 10 uren voor de overtreding. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000838-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-654629-08
Arrest van 29 oktober 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 5 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf en een overtreding veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de advocaat-generaal een werkstraf voor de duur van tien uren, subsidiair vijf dagen hechtenis gevorderd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorie?n van motorrijtuigen, te weten categorieën B en C, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfswagen), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
2.
hij op of omstreeks 15 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], toen een opsporingsambtenaar hem als verdachte van een strafbaar feit naar zijn identiteitsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar (een) andere dan zijn werkelijke voornaam en achternaam heeft opgegeven, immers heeft verdachte opgegeven te zijn [alias].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 15 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorieën B en C, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander
rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, bedrijfswagen, van die categorie heeft bestuurd.
2.
hij omstreeks 15 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], toen een opsporingsambtenaar hem als verdachte van een strafbaar feit naar zijn identiteitsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar een andere dan zijn werkelijke voornaam en achternaam heeft opgegeven, immers heeft verdachte opgegeven te zijn [alias].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op het misdrijf:
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
en de overtreding:
Door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam en voornaam opgeven.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 door een bedrijfsauto te besturen, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte heeft zich daar niets aan gelegen laten liggen en is desondanks gaan rijden. Door aldus te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Daarnaast heeft verdachte bij zijn aanhouding ter zake van feit 1 een andere dan zijn werkelijke voornaam en achternaam opgegeven. Hij heeft getracht de politie te misleiden, kennelijk om te proberen de strafrechtelijke gevolgen van deze aanhouding te ontlopen en zijn ware identiteit verborgen te houden.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 21 juli 2010 blijkt dat verdachte bij herhaling is veroordeeld ter zake van verkeersdelicten, waaronder soortgelijke strafbare feiten als de onderhavige.
Gelet op het justitiële verleden van verdachte acht het hof een gevangenisstraf in de orde van grootte van tien weken, ter zake van het misdrijf, en een hechtenis in de orde van grootte van vijf dagen ter zake van de overtreding, in beginsel een passende bestraffing. Het hof houdt echter rekening met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte, ten opzichte van de situatie ten tijde van het plegen van voornoemde delicten.
Verdachte heeft terechtzitting aangegeven dat hij ten tijde van het incident een ernstig alcoholprobleem had. Inmiddels is hij daarvoor behandeld en staat tegenwoordig nog onder streng toezicht van de huisarts. Verdachte is met behoud van zijn uitkering aan het werk bij een sociale werkvoorziening en heeft een netto inkomen van 1040 euro per maand. Daarvan moet hij zijn vrouw en drie kinderen onderhouden.
Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij veel schulden heeft. Om deze af te lossen krijgt verdachte momenteel hulp van de Gemeentelijke Kredietbank. Hij is bang dat hij zijn baan zal verliezen, als hij een maand gevangenisstraf moet ondergaan.
In de hierboven genoemde, door het hof aannemelijk geachte, positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte ziet het hof aanleiding om ter zake van het misdrijf te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf van tachtig uren en ter zake van de overtreding met het opleggen van een werkstraf van tien uren. Met het mede opleggen van voornoemde voorwaardelijke gevangenisstraf ter zake van het misdrijf wil het hof mede bewerkstelligen dat verdachte doorgaat op de door hem ingeslagen weg en dat hij niet opnieuw in aanraking komt met politie en justitie.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 62 en 435 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
veroordeelt verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tien uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier, zijnde mr. Den Ottolander buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.