ECLI:NL:GHLEE:2010:BO2015

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
0581-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vermindering of kwijtschelding van ontnemingsmaatregel ex artikel 577b Sv

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 27 oktober 2010, gaat het om een verzoek van de verzoeker, geboren in 1964, om het bedrag van een eerder opgelegde ontnemingsmaatregel te verminderen of kwijt te schelden. Dit verzoek is ingediend op 21 juli 2010, na een eerdere uitspraak van het hof op 31 mei 2007, waarbij de verzoeker was veroordeeld tot betaling van een geldbedrag van € 42.706 aan de Staat. De verzoeker stelt dat de hoogte van het resterende bedrag niet correct is berekend door het CJIB en de advocaat-generaal, en dat enkele bedragen en rente niet zijn meegerekend. Ook zou de waarde van de verkochte auto's te laag zijn vastgesteld.

De zaak is behandeld in een openbare raadkamer op 13 oktober 2010, waar het hof de advocaat-generaal, de verzoeker en zijn advocaat, mr. C. Niens, heeft gehoord. Het hof overweegt dat op basis van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, alleen kan worden verzocht om vermindering of kwijtschelding van het vastgestelde bedrag, en niet om de juistheid van de berekeningen te toetsen. Het hof concludeert dat de inhoud van het verzoek niet de hoogte van het vastgestelde bedrag betreft, maar de vraag of aan de betalingsverplichting is voldaan.

Daarnaast houdt het verzoek in dat de verzoeker, gezien zijn huidige financiële situatie, niet in staat is om het opgelegde bedrag te betalen. Het hof stelt vast dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de toekomst niet in staat zal zijn om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Het hof wijst het verzoek af, onder verwijzing naar de lange verjaringstermijn van de ontnemingsmaatregel en de noodzaak voor verzoeker om zijn financiële situatie te onderbouwen.

Uitspraak

Raadkamernummer 0581-10
Parketnummer: 24-000017-07
GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking d.d. 27 oktober 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige raadkamer, op het verzoek ex artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon en bijgestaan door zijn advocaat mr. C. Niens, advocaat te Joure.
De inhoud van het verzoek
Bij verzoekschrift d.d. 21 juli 2010, vraagt verzoeker het bedrag van de hem bij arrest van dit hof d.d. 31 mei 2007 opgelegde maatregel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, te weten - na cassatie door de Hoge Raad - betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 42.706, kwijt te schelden dan wel te verminderen.
De ontvankelijkheid van het verzoek
Het verzoek is op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend.
De behandeling in raadkamer
De zaak is behandeld ter openbare raadkamer van 13 oktober 2010. Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, de verzoeker en zijn advocaat.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de op de strafzaak betrekking hebbende stukken.
De beoordeling van het verzoek
Enerzijds houdt het verzoek in dat de hoogte van het resterende bedrag van de opgelegde maatregel niet juist is berekend door zowel het CJIB als door de advocaat-generaal en dat het bedrag in zoverre dient te worden aangepast. Enkele bedragen en rente zouden niet zijn meegerekend en de waarde van de verkochte auto's zou te laag zijn vastgesteld.
Het hof overweegt hierover dat de juistheid van vorenbedoelde berekeningen in het kader van dit verzoek niet aan het oordeel van het hof kan worden onderworpen. Op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan slechts aan de rechter worden verzocht om het bij de oplegging van de maatregel vastgestelde bedrag te verminderen of kwijt te schelden. De inhoud van het verzoek regardeert niet de hoogte van het vastgestelde bedrag, maar de vraag in hoeverre aan de verplichting om het vastgestelde bedrag te betalen, is voldaan. Om die reden zal het hof het verzoek in zoverre buiten bespreking laten.
Anderzijds houdt het verzoek in dat het vastgestelde bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden verminderd of kwijtgescholden op grond van de huidige financi?le positie van verzoeker.
Blijkens de wetsgeschiedenis behorende bij de wijziging van artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering (kamerstukken II, 2001/02, 28079, nr. 3, p. 16-17) heeft voor de beoordeling van een verzoek tot vermindering of kwijtschelding te gelden dat verzoeker aannemelijk dient te maken dat hij niet (meer) in staat is de aan hem opgelegde verplichting tot betaling aan de staat te voldoen en ook in de toekomst daaraan niet zal kunnen voldoen.
In aanmerking genomen de inhoud van het verzoekschrift en het verhandelde in raadkamer acht het hof onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoeker in de toekomst over onvoldoende verdiencapaciteit beschikt teneinde het bij voormeld arrest ter betaling aan de Staat vastgestelde geldbedrag te voldoen. Het hof neemt daarbij eveneens in aanmerking dat de opgelegde ontnemingsmaatregel een lange verjaringstermijn kent.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het verzoek afwijzen.
De beslissing
Het hof:
wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. W.M. van Schuijlenburg als voorzitter, mrs. A.J. Rietveld en H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.