ECLI:NL:GHLEE:2010:BO1382

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000872-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt met recidive en persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in de periode van 16 mei 2008 tot en met 2 juni 2008. Eerder, op 18 april 2008, was de verdachte al veroordeeld voor een soortgelijk feit, wat de recidive in deze zaak benadrukt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opnieuw in de fout is gegaan, slechts een maand na zijn eerdere veroordeling.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van acht weken geëist, waarvan vier weken voorwaardelijk, maar het hof heeft besloten om af te wijken van deze eis. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn huidige werk als internationaal vrachtwagenchauffeur en het feit dat hij zijn schulden heeft afgelost. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet noodzakelijk is en heeft het een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken opgelegd, samen met een werkstraf van 56 uren, subsidiair 28 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het telen van hennep, wat in strijd is met de Opiumwet. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de risico's die het gebruik van hennep met zich meebrengt voor de samenleving. De beslissing van het hof weerspiegelt een balans tussen normhandhaving en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof heeft besloten om de straf te milderen in het voordeel van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 24-000872-09
parketnummer eerste aanleg: 17-755823-08
Arrest van 21 oktober 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 20 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2008 tot en met 2 juni 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres], (een) hoeveelhe(i)d(en) van ongeveer 40, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode tussen 16 mei 2008 tot en met 2 juni 2008 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres], een hoeveelheid van 40 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Hij heeft - puur voor het geldelijk gewin - een stof geproduceerd die - éénmaal in het verkeer gebracht - schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. De verdachte heeft daaraan door zijn handelen willen bijdragen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juli 2010.
Daaruit blijkt dat de verdachte op 18 april 2008 is veroordeeld ter zake van hennepteelt.
Gezien de veroordeling in de onderhavige zaak betekent dat dat verdachte al een maand nà de veroordeling voor eenzelfde soort feit opnieuw in de fout is gegaan.
Gezien de oriëntatiepunten voor straftoemeting die het hof hanteert in zaken van hennepkwekerijen van soortgelijke omvang als die van verdachte, dient in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd omdat sprake is van zeer recente recidive.
Het hof heeft daarnaast rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting zijn gebleken. Verdachte heeft verklaard de hennep te hebben geteeld omdat hij indertijd geen inkomsten had, maar wel grote schulden. Nu heeft hij die inkomsten wel. Hij is werkzaam als internationaal vrachtwagen-chauffeur. Zijn schulden heeft hij afgelost. Als hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, vreest hij te worden ontslagen.
Het hof ziet in verdachtes persoonlijke omstandigheden aanleiding om af te wijken van genoemde oriëntatiepunten en van de eis van de advocaat-generaal, in voor de verdachte gunstige zin.
Gelet op het vorenstaande en mede bezien vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding, kan ter bestraffing van het plegen van het bewezen verklaarde feit worden volstaan met het opleggen van een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van hierna te noemen duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep zich richt, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken;
beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zesenvijftig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van achtentwintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Hielkema is buiten staat dit arrest te ondertekenen.