Parketnummer: 24-001736-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-753313-09
Arrest van 1 oktober 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 8 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. F.A. Dronkers, advocaat te Roermond.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, een maatregel opgelegd en op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, en de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2008 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meermalen, althans eenmaal (met kracht):
- (bij) de (boven)arm(en) heeft beetgepakt of vastgepakt, en/of
- (vervolgens) in/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich op 29 augustus 2008 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [benadeelde]. Verdachte ontkent dat hij [benadeelde] heeft geslagen dan wel gestompt.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde wegens het ontbreken van overtuigend bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Anders dan de raadsman acht het hof, mede op grond van de aangifte van [benadeelde] en de processen-verbaal van verhoor van de getuigen [getuige 1] d.d. 5 september 2008 en [getuige 2] d.d. 11 februari 2009, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastgelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 augustus 2008 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]):
- heeft beetgepakt of vastgepakt, en
- vervolgens meermalen in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 29 augustus 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever [benadeelde]. Door aldus te handelen heeft verdachte pijn bij [benadeelde] veroorzaakt en zijn lichamelijke integriteit aangetast.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf van na te melden duur, passend en geboden is.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat zij zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. H.J. de Ruijter buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.