ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8764

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1073.001.885/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brand door onrechtmatige daad en bewijslastverdeling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om de aansprakelijkheid voor een brand die was ontstaan op de Pikmeerkruiser. De appellante, een onderneming, had in eerste aanleg een eiserespositie en stelde dat de brand was ontstaan door toedoen van een getuige, die de ordners op de kookplaat had gelegd. Het hof had eerder, in een tussenarrest van 2 februari 2010, de appellante opgedragen om bewijs te leveren van deze stelling. Op 15 april 2010 vond een getuigenverhoor plaats, waarbij vier getuigen werden gehoord. De verklaringen van deze getuigen waren echter niet eenduidig en gaven geen sluitend bewijs dat de getuige daadwerkelijk de ordners op een zodanige manier op de kookplaat had gelegd dat deze in werking werd gesteld.

De getuigen gaven aan zich niet veel te herinneren van de precieze omstandigheden op de dag van de brand. De getuige die de ordners op de kookplaat zou hebben gelegd, verklaarde dat zij dit deed, maar haar eerdere verklaringen waren inconsistent. Het hof concludeerde dat de appellante niet was geslaagd in het bewijs dat de brand door de handelingen van de getuige was ontstaan. De overige getuigen konden geen relevante informatie verschaffen die de stelling van de appellante ondersteunde.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat de vonnissen van de Rechtbank Leeuwarden, die eerder in deze zaak waren gewezen, moesten worden bekrachtigd. De appellante werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep, die werden begroot op een aanzienlijk bedrag. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van bewijsvoering in aansprakelijkheidszaken en de strikte eisen die aan de bewijslast worden gesteld.

Uitspraak

Arrest d.d. 28 september 2010
Zaaknummer 107.001.958/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. J.A. Abma, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
1. [geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
3. [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 2 februari 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ter uitvoering van het tussenarrest van 2 februari 2010 heeft op 15 april 2010 een getuigenverhoor plaatsgehad aan de zijde van [appellante].
[geïntimeerden] hebben afgezien van contra-enquête.
Vervolgens heeft [appellante] een akte na enquête genomen en hebben [geïntimeerden] een antwoordakte na enquête genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Bij tussenarrest van 2 februari 2010 heeft het hof [appellante] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat de brand op de Pikmeerkruiser door toedoen van [getuige 4] is ontstaan doordat zij de ordners op zodanige wijze op de kookplaat heeft gelegd dat deze werd ingeschakeld.
2. [appellante] heeft ter voldoening aan die bewijsopdracht een viertal getuigen voorgebracht, te weten [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en
[getuige 4].
3. Getuige [getuige 1] heeft onder meer verklaard:
"Ik kan mij niet herinneren waar de ordners op de bewuste dag lagen."
en:
"..tussen 17.00 uur en 18.00 uur ben ik nog terug geweest op de werf. Ik heb toen gekeken of de boot was afgesloten. Daarvoor ben ik niet op het schip geweest, maar ik heb van buiten af gekeken of de tent dicht geritst zat. Mij is toen niets vreemds opgevallen, anders zou ik wel alarm hebben geslagen."
4. Getuige [getuige 2] heeft het volgende verklaard:
"Op de dag voor de brand ben ik even na vijven op het schip geweest om licht uit te doen en af te sluiten. Ik zag namelijk licht branden in de achterste slaapkamer waarbij zich een wc en douche bevindt en in de salon. Die lichten heb ik uitgedaan. De schakelaar zit naast de trap. Ik weet niet meer of ik ook het licht voor in de keuken heb uitgedaan. Ik ben niet voor in het schip geweest. Ik heb het schip op slot gedaan en de sleutels op het kantoor gebracht bij de heer [naam]. U houdt mij voor dat ik op 10 augustus 2005 tegenover Crito heb verklaard dat ik alle vertrekken op het schip heb doorlopen en dat er licht brandde in de dinette en bij het keukengedeelte en dat ik die verlichting heb uitgedaan. Als ik dat toen heb verklaard dan is dat juist. Die verklaring heb ik vlak na de brand afgelegd en inmiddels is dat erg lang geleden. Ik kan u niet meer zeggen waar de schakelaars voor de verlichting van de keuken en dinette zaten. Evenmin weet ik nog waar er in de boot ordners en/of papier lagen. Ik heb ten tijde van het afsluiten van het schip niets bijzonders opgemerkt."
5. Getuige [getuige 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
"Ik ben de hele dag met tussenpozen op het schip bezig geweest. Af en toe was ik een tijdje in de werkplaats om dingen te maken. Die dag was ook [getuige 1] op het schip bezig. Ook hij liep dingen na en was bezig met het elektrisch circuit.(…) 's Middags kwamen de schoonmakers van [geïntimeerde]. Hoe laat precies weet ik niet meer, maar ze waren er nog toen ik zelf aan het eind van de dag wegging. u houdt mij voor dat mijn verklaringen van 1 augustus 2005 en 4 januari 2006 niet gelijkluidend zijn op het punt van het tijdstip van mijn vertrek. U wijst mij erop dat ik in de eerste verklaring heb gezegd dat de schoonmakers voor mij zijn vertrokken. Die eerste verklaring zal dan juist zijn. Het is inmiddels wel erg lang geleden."
en:
"Ik kan mij niet herinneren dat er iets op de kookplaat lag."
6. Getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4]) heeft onder meer verklaard:
"Ik heb die mappen van de tafel gepakt en op de kookplaat gelegd. U houdt mij foto 5 en 6 van het rapport van Crito voor, de foto's van de reconstructie. Op die wijze heb ik de mappen neergelegd. De knoppen van de kookplaat zaten aan der rechterkant en ik heb de mappen aan de linkerkant van de kookplaat gelegd.(…) U houdt mij voor dat ik in mijn verklaring, die ik op 1 augustus 2005 tegenover Crito heb afgelegd, heb gezegd dat ik er niet op heb gelet waar de knoppen zaten om de kookplaat aan te doen. U vraagt mij hoe dat zich weerhoudt (het hof leest: verhoudt) met mijn huidige verklaring. Ik kan u daar geen verklaring voor geven, want toen ik de mappen neerlegde zag ik de knoppen."
en:
"Nu u mijn verklaring voorleest merk ik op dat ik de mappen gedeeltelijk op de kookplaat en gedeeltelijk op het aanrecht heb gelegd."
7. Het hof is van oordeel dat [appellante] niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs.
De getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben ten aanzien van de wijze waarop [getuige 4] de mappen op de kookplaat heeft gedeponeerd niets terzake doende kunnen verklaren.
Getuige [getuige 4] zelf is de enige die daarover een verklaring heeft afgelegd.
8. [appellante] heeft bij akte na enquête benadrukt dat [getuige 4], die aanvankelijk heeft verklaard dat zij er niet heeft op heeft gelet waar de knoppen zaten, haar verklaring thans ten tweede male in haar voordeel wijzigt door te verklaren dat zij de mappen gedeeltelijk op het aanrecht heeft neergelegd.
[appellante] meent dat het er daarom voor moet worden gehouden dat het wel degelijk [getuige 4] is geweest die de de mappen zodanig op de kookplaat heeft gelegd dat de bedieningsknop voor de kookpit linksachter in werking werd gesteld.
9. Het hof verwerpt dat standpunt. Weliswaar heeft [getuige 4] niet eerder verklaard dat zij de mappen deels op de kookplaat en deels op het aanrecht heeft gedeponeerd, maar ook uit haar eerdere verklaringen volgt niet dat zij de mappen op zodanige wijze op de kookplaat heeft gelegd dat daardoor de plaat werd ingeschakeld. Evenmin volgt dat uit de verklaringen van de overige getuigen.
Tegen de (veronder)stelling van [appellante] dat [getuige 4] dat heeft gedaan, pleit bovendien de omstandigheid dat [getuige 1], [getuige 2] noch [getuige 3] iets bijzonders heeft opgemerkt, zoals bijvoorbeeld het rood kleuren van de kookpit, een schroei- of brandlucht of rook, terwijl zij alle drie geruime tijd nadat [getuige 4] het schip had verlaten nog bij of zelfs in het schip aanwezig zijn geweest.
Dit klemt temeer nu tijdens de descente tijdens een proef met ordners op de kookplaat het volgende is geconstateerd:
"Bij inschakeling van een kookpit geeft deze al snel warmte af en kleurt de kookpit rood. De heer [naam] plaatst een ordner op de kookpit linksachter waarna een schroeilucht wordt waargenomen. Het plastic van de ordner geeft afzetting op de pit. Vervolgens plaatst de heer [naam] de ordner tussen de kookpit linksachter en de bedieningsknop van die kookpit. Na enige tijd wordt zichtbaar dat de rug van de ordner, die tegen de kookpit linksachter ligt, enigszins smelt."
10. Het voorgaande leidt ertoe dat de grieven III tot en met VI falen.
Slotsom
11. De vonnissen waarvan beroep zullen - met verbetering der gronden - worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Die kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] wat het geliquideerde salaris voor de advocaat betreft begroot op € 13.052,-- (4 punten tarief VI).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt - met verbetering der gronden - de vonnissen van de Rechtbank Leeuwarden van 23 augustus 2006, 25 oktober 2006 en 25 april 2007, waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep en begroot deze tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] op € 5.916,-- aan verschotten en € 13.052,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. F.J. Streppel, R.Ch. Verschuur en M.M.A. Wind, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 28 september 2010 in bijzijn van de griffier.