ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8439

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000890-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot doodslag en gekwalificeerde diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor een poging tot doodslag en gekwalificeerde diefstal. Het hof legt een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank had eerder een hogere straf opgelegd, maar het hof komt tot een andere beslissing. De verdachte heeft zich in een café schuldig gemaakt aan geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] na een conflict. Het hof verwerpt de bewijsverweren van de verdediging en oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de poging tot doodslag. De vordering van de benadeelde partij wordt deels toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Het hof overweegt dat de verdachte zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] met een mes, en dat het gebruik van een bierfles als verdediging proportioneel was. De verdachte wordt onder toezicht van de reclassering gesteld en moet zich houden aan bepaalde voorwaarden, waaronder het volgen van een agressieregulatietraining.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000890-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880529-09 en 17-885299-09
Arrest van 24 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 18 maart 2010, in de onder de parketnummers 17-880529-09 en 17-885299-09 gevoegd aangebrachte strafzaken tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.W. Delhaye, advocaat te Burgum.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Tevens heeft de rechtbank beslist op de vordering van de benadeelde partij als in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake de feiten, ten laste gelegd onder 1 primair, 2 primair en 3, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 1008,25 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter. Daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 oktober 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], (in en/of nabij [bedrijf], gelegen aan of bij de [straat], aldaar,) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen met zijn, verdachtes, mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 1] - (in het café) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) - (nabij het café) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of tegen een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 oktober 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], (in en/of nabij [bedrijf], gelegen aan of bij de [straat], aldaar), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen met zijn, verdachtes, mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 1] - (in het café) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) - (nabij het café) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of tegen een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 oktober 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten [bedrijf] en/of op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het opzettelijk meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of tegen een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 oktober 2009, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], (in [bedrijf], gelegen aan of bij de [straat], aldaar,) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een bierfles, althans een hard en/of stevig voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 oktober 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], (in [bedrijf]gelegen aan of bij de [straat], aldaar), meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) met een bierfles, althans een hard en/of stevig voorwerp, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 31 juli 2009 te of bij [plaats 2], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand, gelegen aan of bij de [straat], aldaar) heeft weggenomen een kluis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Gemeente [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Vaststelling gang van zaken met betrekking tot hetgeen onder 1 en 2 is ten laste gelegd
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen stelt het hof de volgende gang van zaken vast.
Op 23 oktober 2009 is verdachte 's avonds in het [bedrijf]. Verdachte heeft op enig moment een hoogoplopend conflict met [slachtoffer 2] over de wijze waarop de voetbaljeugd wordt getraind. Zowel verdachte als [slachtoffer 2] hebben dan al een grote hoeveelheid alcohol genuttigd en verdachte heeft tevens drugs gebruikt. Volgens sommige getuigen deelt verdachte daarbij enkele klappen uit aan [slachtoffer 2]. De ruzie tussen verdachte en [slachtoffer 2] wordt uiteindelijk gesust en het is daarna weer even rustig in het café. Op een gegeven moment loopt [slachtoffer 2] met een mes in zijn hand naar verdachte toe. Verdachte reageert daarop door [slachtoffer 2] met een bierfles op zijn hoofd te slaan.
Naar aanleiding van deze vechtpartij besluit [slachtoffer 1] 112 te bellen. Op enig moment gaat [slachtoffer 1] naar buiten en daar wordt hij door verdachte onderuit geschopt. Samen met een ander slaat en schopt verdachte op [slachtoffer 1] in.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen is. De advocaat-generaal heeft in zijn requisitoir verwezen naar arresten van dit hof waarin een poging tot doodslag is aangenomen. In die arresten is bewezen verklaard het meerdere malen slaan met een voorwerp of schoppen tegen het hoofd van een slachtoffer. Verdachte heeft in het onderhavige geval éénmaal met een bierfles op de schedel van [slachtoffer 2] geslagen. Deze enkele slag is -onder de omstandigheden van dit geval- naar uiterlijke verschijningsvorm niet gericht op het bewerkstelligen van de dood en levert derhalve geen poging tot doodslag op. Het hof spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Bewijsverweren
De raadsman heeft ter zake het onder 1 primair ten laste gelegde bepleit dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om een poging tot doodslag bewezen te verklaren. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de geneeskundige verklaring die met betrekking tot de heer [slachtoffer 1] is opgemaakt, op veel minder geweld duidt dan volgens de verklaring van getuige [getuige 1] zou zijn gebruikt. Beide bewijsmiddelen dienen naar de mening van de raadsman derhalve niet te worden gebruikt voor het bewijs zodat alleen de verklaring van getuige [getuige 2] overblijft. Deze verklaring alleen is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft getrapt nu [getuige 2] alleen verklaart dat hij heeft gezien dat verdachte trachtte [slachtoffer 1] tegen het hoofd te schoppen. Met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde diefstal heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake was van voltooid delict nu verdachte geen of onvoldoende beschikkingsmacht over de kluis had om daar als heer en meester over te kunnen beschikken.
Het hof overweegt ten aanzien van het eerste verweer het volgende.
Op grond van de geneeskundige verklaring en de foto die daarvan is gemaakt stelt het hof vast dat [slachtoffer 1] letsel aan het rechteroog heeft opgelopen. De verklaring van Getuige [getuige 1] dat verdachte [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft getrapt, strookt daarmee. Het enkele feit dat het letsel geringer is dan de raadsman zou verwachten, betekent niet dat verdachte [slachtoffer 1] niet tegen het hoofd kan hebben getrapt. Dit volgt ook niet uit de verklaring van getuige [getuige 2]. Het hof komt, op grond van de verklaring van getuige [getuige 1], de geneeskundige verklaring en de gemaakte foto tot het bewijs dat verdachte (met kracht) tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft getrapt. Het schoppen tegen het hoofd kan naar uiterlijke verschijningsvorm worden geacht te zijn gericht op het veroorzaken van dodelijk letsel. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Het verweer met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde wordt eveneens verworpen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de kluis bij het hekwerk heeft laten liggen op het moment dat hij hoorde dat de politie er aan kwam. Verdachte is vanaf het moment dat hij de kluis losbrak en heeft meegenomen als heer en meester over de kluis gaan beschikken. Derhalve is sprake van een voltooide diefstal.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij in de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 oktober 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], nabij [bedrijf], gelegen aan of bij de [straat], aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen met zijn, verdachtes, mededader, die [slachtoffer 1] nabij het café terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, tegen het hoofd heeft geschopt en tegen andere delen van het lichaam heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 oktober 2009 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente], in [bedrijf] gelegen aan de [straat], aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een bierfles tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op 31 juli 2009 te [plaats 2], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan of bij de [straat], aldaar, heeft weggenomen een kluis, toebehorende aan de Gemeente [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1: medeplegen van een poging tot doodslag.
2: poging tot zware mishandeling.
3: diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid
Namens verdachte is ter terechtzitting van het hof ter zake van het onder 2 ten laste gelegde een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat sprake was van een wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] dan wel van een zodanige dreigende situatie dat verdachte zich op deze wijze mocht verdedigen.
Het hof overweegt met betrekking tot het beroep op noodweer als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is niet strafbaar hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid, of goed tegen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Het hof heeft hiervoor vastgesteld dat het weer rustig is in het café wanneer [slachtoffer 2] met een mes in zijn hand naar verdachte toeloopt. [slachtoffer 2] zat of stond weer aan de bar en verdachte stond enige meters verderop bij een bartafel. Pas dan klapt [slachtoffer 2] het mes open en stapt hij op verdachte af. In deze omstandigheden is de actie van [slachtoffer 2] te beschouwen als een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte. Gezien de positie van verdachte ten opzichte van de buitendeur, zoals ter terechtzitting aan de hand van foto's en een tekening van de raadsman nader is vast komen te staan, was vluchten voor verdachte geen optie, omdat hij dan langs [slachtoffer 2] had moeten lopen, die op een afstand van ongeveer een meter stond met in de hand een mes richting verdachte. Aldus was er geen sprake van een veilige mogelijkheid om de aanval te ontwijken. Uit het voorgaande volgt dat verdachte zich tegen deze aanval mocht verdedigen.
Vervolgens moet worden beantwoord of de verdedigingshandeling voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] één slag met een bierfles heeft toegebracht. Het gehanteerde middel, een bierfles, is naar het oordeel van het hof een middel dat verdachte heeft kunnen en mogen gebruiken om de aanval af te wenden, nu de aanvaller met een mes op verdachte afkwam en verdachte [slachtoffer 2] opmerkte op het moment dat hij (vrijwel) binnen het steekbereik van het mes was gekomen. Doordat er 'slechts' eenmaal is geslagen acht het hof het handelen van verdachte niet disproportioneel. De grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn niet overschreden.
Nu het hof tot het oordeel komt dat verdachte zich op de proportionele wijze met een geëigend middel heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, slaagt het beroep op noodweer en dient verdachte ten aanzien van dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
[slachtoffer 1] is die avond toeschouwer van een vechtpartij in het [bedrijf] en neemt het besluit de politie te bellen. Op enig moment gaat [slachtoffer 1] naar buiten. Samen met een ander slaat en schopt verdachte daar op [slachtoffer 1] in. Verdachte had een grote rol in het geweld. Het was verdachte die [slachtoffer 1] tegen de grond werkte en vervolgens -toen [slachtoffer 1] op geen enkele wijze weerstand kon bieden- hem tegen het hoofd schopte. Dit getuigt van een groot gebrek aan respect voor het leven en de gezondheid van een ander. Immers het handelen van verdachte had tot de dood van aangever kunnen leiden.
Verdachte heeft zich voorts zich schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde diefstal.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 juni 2010. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof heeft voorts gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting van het hof door hem en zijn raadsman naar voren zijn gebracht. Het hof hecht geloof aan de oprechtheid van de spijtbetuiging van verdachte. Het hof neemt tevens in aanmerking dat verdachte na zijn detentie een adres heeft waar hij terecht kan, dat er uitzicht is op een baan en dat verdachte weer een opleiding wil gaan volgen.
De advocaat-generaal heeft onder meer gevorderd dat -zoals ook door de rechtbank is beslist- aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, zal worden opgelegd. Nu het hof tot een andere beoordeling komt van de feiten, zal het hof een lagere straf opleggen. Met de rechtbank ziet het hof aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van een agressieregulatietraining en/of behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg ingestelde vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verzochte vergoeding ter zake materiaalkosten kan worden toegewezen. Daarnaast acht het hof de volgende posten voor toewijzing vatbaar:
- loonkosten in verband met de oproeping door de meldkamer;
- loonkosten in verband met het maken van de noodvoorziening;
- loonkosten in verband met het ophalen van de kluis;
- loonkosten in verband met het monteren van de kluis.
Van deze kosten is aannemelijk geworden dat zij in directe relatie staan tot de gekwalificeerde diefstal.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de medeverdachte de vordering van de benadeelde partij -voor zover deze door de rechtbank was toegewezen- heeft voldaan, waarbij verdachte op zijn beurt de helft aan de medeverdachte heeft betaald. Nu betaling niet is vast komen te staan zal het hof de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van € 1.398,25 toewijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voor het overige is de vordering niet van zo eenvoudige aard, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47, 57, 287, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken;
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het aan verdachte onder 1 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van negen maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook indien die inhouden het volgen van een agressieregulatietraining en/of behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, gemeente [benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van één duizend driehonderd en achtennegentig euro en vijfentwintig eurocent;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van één duizend driehonderd en achtennegentig euro en vijfentwintig eurocent ten behoeve van het slachtoffer;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van 23 dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier.