Parketnummer: 24-000670-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-618057-05
Arrest van 21 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 juni 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair te vervangen door 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 25 oktober 2005, op verschillende data en tijdstippen, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) een uitzendovereenkomst fase A en/of een loonbelastingverklaring en/of een kopie van een paspoort en/of een schrijven bevattende veiligheidsregels en/of een schrijven bevattende arbeidsverleden en/of een bevestiging bij fase A met uitzendbeding en/of een schrijven bedrijfsnoodplan, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk voornoemd(e) geschrift(en) ondertekend met een handtekening of naam, die moest doorgaan voor de handtekening of naam van [naam], zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 25 oktober 2005, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in het bezit was van een residocument, te weten een (Grieks) paspoort (nummer [nummer] en/of [nummer]), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was
en/of
(vervolgens) aldaar opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een (Grieks) paspoort (nummer [nummer] en/of [nummer]) ten name van [naam] en/of [naam], welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd reisdocument ter identificatie ten behoeve van het verkrijgen van een uitzendovereenkomst bij Adecco uitzendbureau heeft getoond en/of overhandigd aan een medewerker van dat uitzendbureau.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2004 tot en met 25 oktober 2005, op verschillende data en tijdstippen, te [plaats], een uitzendovereenkomst fase A en een loonbelastingverklaring - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte valselijk voornoemde geschriften ondertekend met een handtekening of naam, die moest doorgaan voor de handtekening of naam van [naam], zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 25 oktober 2005, te [plaats], in het bezit was van een reisdocument, te weten een Grieks paspoort (nummer [nummer]), waarvan hij wist dat het reisdocument vals of vervalst was en vervolgens aldaar opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Grieks paspoort (nummer [nummer]) ten name van [naam], welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd reisdocument ter identificatie ten behoeve van het verkrijgen van een uitzendovereenkomst bij Adecco uitzendbureau heeft getoond en overhandigd aan een medewerker van dat uitzendbureau.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
onder 2: in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals of vervalst is
en
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een vals paspoort in zijn bezit gehad. Verdachte verbleef ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten illegaal in Nederland en heeft gebruikt gemaakt van dit valse paspoort om via een uitzendbureau werk in Nederland te krijgen. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen geschonden dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van dit soort documenten moet kunnen worden gesteld. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door een uitzendovereenkomst en een loonbelastingverklaring te tekenen terwijl hij zich voordeed als de in het valse paspoort genoemde persoon.
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit het justiti?le documentatieregister d.d. 25 juni 2010, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Ambtshalve ziet het hof zich gesteld voor de vraag of er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof overweegt hiertoe het volgende. De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft op 2 juni 2006 vonnis gewezen buiten de aanwezigheid van de verdachte.
De mededeling uitspraak is op 22 februari 2010 aan verdachte in persoon betekend.
Naar het oordeel van het hof is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, nu het openbaar ministerie bij de betekening van de mededeling uitspraak van het vonnis van de rechter in eerste aanleg niet de nodige voortvarendheid heeft betracht.
Immers, niet gebleken is dat het openbaar ministerie tenminste eenmaal per jaar heeft getracht de mededeling uitspraak alsnog te betekenen, hetzij aan de verdachte in persoon, hetzij overeenkomstig het bepaalde in artikel 588, tweede of derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
Voorts houdt het hof rekening met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte verblijft inmiddels legaal in Nederland en heeft uitzicht op een vast contract bij de werkgever waar hij thans werkt.
Gelet op het bovenstaande, in samenhang bezien, zal het hof verdachte - conform de vordering van de advocaat-generaal - een geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Greve, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. E. Pennink en mr. M. Koster buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.