ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7974

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000165-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk ontrekken van een minderjarige en veroordeling voor het verbergen van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk ontrekken van een minderjarige aan het gezag, maar het hof sprak hem vrij van deze beschuldiging. De reden hiervoor was dat niet bewezen kon worden dat de verdachte een beslissende invloed had gehad op de beslissing van de minderjarige om zich te onttrekken aan het gezag. De minderjarige had zelf gekozen om weg te gaan, en de verdachte had niet de benodigde invloed uitgeoefend op deze beslissing.

Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte de minderjarige had verborgen en aan de nasporing van de politie had onttrokken. Dit gebeurde in de periode van 14 tot en met 20 oktober 2006. De verdachte had de minderjarige, die zich onttrokken had aan het wettig gezag, bij zich in huis genomen zonder dit te melden aan de bevoegde instanties. De verdachte had bovendien in strijd met de waarheid ontkend op de hoogte te zijn van de verblijfplaats van de minderjarige toen de politie navraag deed.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar, alsook een werkstraf van zestig uur. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. Tevens werd opgemerkt dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar dit had geen invloed op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000165-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-630544-06 en 18-670020-05 (tul)
Arrest van 3 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 21 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te distrikt [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. El Hami, advocaat te Roden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk en een geldboete van € 450,- en voorts dat de vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2006 tot en met 20 oktober 2006, althans op 20 oktober 2006 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, te weten [minderjarige], geboren op [1992], heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, te weten de voogdijinstelling, de William Schrikker Stichting en/of [voogd], werkzaam als voogd bij de William Schrikker Stichting of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2], zijnde de grootouders van die minderjarige, immers heeft verdachte opzettelijk zonder toestemming en/of medeweten van de William Schrikker Stichting en/of [voogd] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] genoemde minderjarige toegelaten en/of onderdak geboden in zijn woning aan de [straat], althans gebracht of laten verblijven op een voor de William Schrikker Stichting en/of [voogd] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] onbekend adres;
EN/OF
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2006 tot en met 20 oktober 2006, althans op 20 oktober 2006 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, opzettelijk de minderjarige [minderjarige], geboren op [1992], die onttrokken was of zich onttrokken had aan het wettig over haar gestelde gezag, te weten de voogdijinstelling, de William Schrikker Stichting en/of [voogd], werkzaam als voogd bij de William Schrikker Stichting of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2], zijnde haar grootouders, heeft verborgen en/of aan de nasporing van de ambtenaren van justitie en/of politie heeft onttrokken.
Vrijspraak
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij opzettelijk een minderjarige heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dat desbevoegd over hem uitoefent. Hiervan kan sprake zijn als de minderjarige er zelf voor kiest om weg te gaan bij degenen die over hem het wettig gezag of het bevoegde opzicht uitoefenen. Wel is in zo een situatie vereist dat de verdachte een beslissende invloed heeft gehad op de beslissing van die minderjarige om zich te onttrekken aan het gezag of opzicht. Het hof acht niet bewezen dat verdachte de hiervoor benodigde invloed heeft gehad op de beslissing van [minderjarige] om weg te lopen. Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
2.
hij in de periode van 14 oktober 2006 tot en met 20 oktober 2006, in de gemeente [gemeente], opzettelijk de minderjarige [minderjarige], geboren op [1992], die zich onttrokken had aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten [betrokkene 1] en [betrokkene 2], zijnde haar grootouders, heeft verborgen en aan de nasporing van de ambtenaren van politie heeft onttrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Het verbergen van een minderjarige die zich onttrokken heeft aan het bevoegde opzicht
EN
Het aan de nasporing van de ambtenaren van politie onttrekken van een minderjarige die zich onttrokken heeft aan het bevoegd opzicht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft de toenmalige minderjarige [minderjarige] die zich had onttrokken aan het bevoegde opzicht bij zich in huis genomen, zonder dit te melden aan de bevoegde instanties. Het was verdachte duidelijk dat de politie op zoek was naar [minderjarige]. Verdachte heeft niets ondernomen om de politie of haar grootouders op de hoogte te brengen van haar verblijfplaats en heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan ernstig strafbare feiten. Bovendien heeft de verdachte, toen de politie daarnaar navraag deed, in strijd met de waarheid ontkend op de hoogte te zijn van de verblijfplaats van de minderjarige.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof naast een voorwaardelijke gevangenisstraf een geldboete zal opleggen. Een geldboete doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van deze misdrijven.
Het hof acht een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof constateert dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Voorts neemt het hof in aanmerking dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop kunnen rechtvaardigen. Nu het hof een werkstraf zal opleggen die de duur van honderd uur niet overschrijdt en de gevangenisstraf volledig voorwaardelijk zal zijn, volstaat het hof met de constatering dat een inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordeling 18-670020-05
Bij vonnis van de rechtbank te Groningen van 1 november 2005 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 16 november 2005. De proeftijd is eveneens ingegaan op 16 november 2005.
De officier van justitie heeft op 13 februari 2007 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het onderhavige ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting van de politierechter te Groningen op 21 januari 2008 heeft de officier van justitie echter gevorderd dat de vordering zal worden afgewezen.
Gebleken is dat veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd zodat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde gevangenisstraf. Het hof ziet geen aanleiding de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te bevelen en zal derhalve de vordering afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 57 en 280 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Groningen van 1 november 2005.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. G. Dam en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. H.K. Elzinga buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.