ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7970

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003029-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1951 en wonende te [woonplaats], werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling van zijn buurvrouw op 4 juli 2008. De bedreiging vond plaats na een discussie over het planten van een boompje, waarbij de verdachte dreigende woorden uitsprak en met een schep in de richting van de buurvrouw liep. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging, maar sprak hem vrij van de tweede tenlastelegging, die betrekking had op vernieling van eigendommen van de buurvrouw.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen en een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zich ook in hoger beroep had gevoegd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een hogere geldboete en gedeeltelijke toewijzing van de schadevergoeding. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de verdachte een geldboete op van € 400,00, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot € 100,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, terwijl de vordering voor het overige niet-ontvankelijk werd verklaard.

Het hof hield rekening met de ernst van de bedreiging en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van slachtoffers van geweldsdelicten en de noodzaak om hen een passende schadevergoeding te bieden. De beslissing van het hof is in lijn met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering die van toepassing zijn op deze zaak.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003029-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-755203-08
Arrest van 3 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 15 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1951] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, een maatregel opgelegd en op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 500,00, de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk zal toewijzen tot € 149,95 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb wel een schep voor je en die is scherp genoeg om jou de hersens in te slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of met een schep in zijn hand(en) (in de richting van voornoemde [benadeelde] is gelopen);
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een tuin en/of een boom/plant, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 juli 2008 te [plaats], [benadeelde] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb wel een schep voor je en die is scherp genoeg om jou de hersens in te slaan".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 4 juli 2008 schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn buurvrouw. Verdachte heeft deze bedreiging met zware mishandeling geuit nadat er een discussie ontstond over het planten van een boompje. Door aldus te handelen heeft verdachte bij aangeefster gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte vóór het plegen van het onderhavige feit eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, onder meer wegens bedreiging.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een geldboete van na te noemen hoogte een passende bestraffing is. Het hof heeft daarbij acht geslagen op verdachtes draagkracht, voor zover daarvan ter zitting in hoger beroep is gebleken.
Benadeelde partij [benadeelde] ter zake van feit 1
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Dit brengt met zich mee dat de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voortduurt.
De benadeelde partij heeft, onder verwijzing naar ANWB Smartengeldgids 2006, de immateriële schade ten aanzien van feit 1 begroot op € 260,- , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Het hof acht het onder 1 ten laste gelegde echter bewezen. Het hof overweegt dat aannemelijk is geworden dat voormelde benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Het hof acht de vordering tot € 100,- voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de (deels) in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel ter zake van feit 1
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 ten laste gelegde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld toegewezen bedrag, alsmede de gevorderde wettelijke rente, tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [benadeelde] ter zake van feit 2
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Dit brengt met zich mee dat de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voortduurt.
De benadeelde partij heeft ten aanzien van feit 2 de materiële schade begroot op € 49,95.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Nu aan de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, (in zoverre) in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vierhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te [woonplaats], ter zake van feit 1, toe tot een bedrag van honderd euro vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] ten aanzien van feit 2 niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderd euro vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van
mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. S. Zwerwer buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.