ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7960

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003075-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot alcoholgebruik en rijden zonder verzekering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1966, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. W. Boonstra. De verdachte was eerder veroordeeld voor misdrijven en overtredingen, waaronder verkeersdelicten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor het overtreden van de artikelen 8 en 9 van de Wegenverkeerswet 1994. De feiten betroffen het rijden onder invloed van alcohol en het besturen van een voertuig terwijl de verdachte de bevoegdheid daartoe was ontzegd. De verdachte had op 30 januari 2007 een alcoholgehalte van 400 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Daarnaast bestuurde hij een auto zonder verzekering, wat ook in strijd is met de wet.

De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van twee maanden en een geldboete van € 475,00, maar het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van zes weken op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd een geldboete van € 475,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de boete niet betaald zou worden. Het hof heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003075-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-820092-07
Arrest van 17 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 29 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven en een overtreding veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep d.d. 5 november 2009 en 3 september 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 475,00, subsidiair 9 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2007, te of bij [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 400 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2007, te of bij [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
3.
hij op of omstreeks 30 januari 2007, te of bij [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), voorzien van het kenteken [kenteken], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 januari 2007, te [plaats], als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 400 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 30 januari 2007, te [plaats], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd;
3.
hij op 30 januari 2007, te of bij [plaats], als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat], zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
en de overtreding:
3.
als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheids-verzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 30 januari 2007 schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 door een auto te besturen terwijl hij meer alcohol had genuttigd dan voor de bestuurder van een personenauto is toegestaan. Daarnaast reed verdachte terwijl hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd en was de auto waarin hij reed niet verzekerd. Door aldus te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd en een aan hem door de rechter opgelegd verbod genegeerd.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 juni 2010 blijkt, dat verdachte vele malen wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder verkeersdelicten, tot onder meer werkstraffen en (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden de hiervoor bewezen verklaarde feiten te plegen.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter zake van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde misdrijven en een voorwaardelijke geldboete ter zake van de onder 3 bewezen verklaarde overtreding passend en noodzakelijk.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde misdrijven tot gevangenisstraf voor de duur van zes weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
veroordeelt verdachte voornoemd ter zake de onder 3 ten laste gelegde overtreding tot een geldboete van vierhonderdvijfenzeventig euro, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door negen dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Heins voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.