ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7871

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000670-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met significante bijdrage aan geweld tegen slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging in vereniging tegen een slachtoffer, waarbij hij een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De feiten dateren van 20 april 2008, toen de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een vechtpartij. De verdachte heeft verklaard dat hij probeerde te bemiddelen, maar heeft daarbij het slachtoffer geschopt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet de initiërende rol had in het geweld, maar dat hij wel een gewelddadige handeling heeft verricht. De politierechter had eerder een zwaardere straf opgelegd, maar het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden, waaronder de ouderdom van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, met een subsidiaire hechtenis van 20 dagen. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep en de eerste aanleg, waarbij de verklaringen van getuigen zijn gewogen. Het hof heeft de bewijsvoering zorgvuldig beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte strafbaar is, maar niet voor het volledige ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000670-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-754537-08
Arrest van 20 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 15 september 2009 en 6 september 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder primair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 20 april 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (tot vuist gebalde) hand stompen en/of slaan in/tegen het gezicht/hoofd en of een of meer ander(e) lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of het (vast)pakken van en/of duwen tegen en/of trekken aan (het lichaam en/of de kleding van) die [slachtoffer];
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 20 april 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een (tot vuist gebalde) hand in/tegen het gezicht/hoofd en/of een of meer ander(e) lichaamsde(e)l(en) heeft gestompt en/of geslagen, (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), en/of meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), en/of (tegen/aan) het lichaam van die [slachtoffer] heeft (vast)gepakt en/of geduwd en/of getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Onder primair wordt verdachte - zakelijk weergegeven - verweten dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer].
In de vroege ochtend van 20 april 2008 ontstaat er een woordenwisseling tussen de groep waartoe onder meer verdachte, medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], en getuige [getuige 1] behoren, en de groep bestaande uit aangever [slachtoffer], alsmede de getuigen [getuige 2] en [getuige 3]. Deze woordenwisseling mondt uit in fysiek contact tussen beide groepen. [medeverdachte 1] duwt de teruggekeerde [getuige 2] van zijn fiets en tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] ontstaat verderop vervolgens een vechtpartij, waarbij over en weer wordt geschopt en geslagen. Verdachte springt tot tweemaal toe tussen beide vechtende partijen. [slachtoffer] wordt hierbij door verdachte geschopt. Als de vechtpartij tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] tot een einde is gekomen, geeft [slachtoffer] te kennen aangifte te willen doen tegen de groep waartoe [medeverdachte 2] behoort. [slachtoffer] heeft namelijk een bloedneus opgelopen en een stuk van zijn tand verloren. [medeverdachte 1] loopt hierop naar [slachtoffer] en pakt hem bij zijn jas vast. Op dat moment arriveert de politie.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie en ter terechtzittingen in hoger beroep - onder meer - verklaard dat hij tweemaal tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] is gesprongen, toen hij dacht dat [medeverdachte 2] op verliezen stond. Verdachte heeft erkend dat hij hierbij [slachtoffer] met zijn been heeft geraakt. Deze verklaring wordt op hoofdlijnen bevestigd door aangever [slachtoffer] en getuige [getuige 3], die verklaren dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft geschopt. Op grond van deze verklaringen acht het hof bewezen dat verdachte tegen aangever [slachtoffer] geweld heeft gepleegd, in die zin dat hij hem heeft geschopt.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof overigens betoogd dat de verklaring van de getuigen [getuige 3] en [getuige 2], ten overstaan van de politie afgelegd, buiten beschouwing moeten worden gelaten gelet op de totstandkoming hiervan. Ter terechtzitting in hoger beroep is namelijk gebleken dat [getuige 3] de ochtend na het incident telefonisch is gehoord in het bijzijn van getuige [getuige 2]. Op het moment dat [getuige 2] door de verbalisant werd verzocht een verklaring af te leggen, heeft hij slechts verklaard dat hij zich kan vinden in de verklaring die [getuige 3] heeft afgelegd en dat hij hieraan niets heeft toe te voegen. Deze gang van zaken is echter niet gerelateerd in de processen-verbaal van verhoor van de betreffende getuigen.
Het hof deelt het standpunt van de raadsman voor zover het de verklaring van de getuige [getuige 2] betreft. Het hof zal deze verklaring derhalve buiten beschouwing laten. Ten aanzien van de verklaring van de getuige [getuige 3] oordeelt het hof anders. De verklaring van de getuige [getuige 3] ten overstaan van de politie afgelegd, is verhoortechnisch op correcte wijze tot stand gekomen. Nu [getuige 3] deze verklaring ter terechtzitting in hoger beroep niet heeft herroepen en ook overigens geen feiten en omstandigheden zijn gebleken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verklaring van getuige [getuige 3] niet betrouwbaar moet worden geacht, zal deze verklaring niet van het bewijs worden uitgesloten.
Op grond van de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken staat vast dat van verdachte enige gewelddadige handeling is uitgegaan. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte hiermee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat van de groep, waartoe verdachte op dat moment behoorde, uitging om het bestanddeel "in vereniging", als bedoeld in artikel 141, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, bewezen te verklaren.
Naar het oordeel van het hof is verdachtes bijdrage van gewelddadige aard geweest en daarmee uitgestegen boven het enkele leveren van een getalsmatige versterking aan de groep waarvan openlijk geweld uitging. Op grond van vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 2] heeft deelgenomen aan het geweld dat jegens [slachtoffer] werd uitgeoefend en dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan dit geweld.
Het hof acht het verdachte onder primair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 20 april 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander, op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, met kracht met een tot vuist gebalde hand stompen in het gezicht van die [slachtoffer] en het meermalen met kracht schoppen tegen lichaamsdelen van die [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
In de vroege ochtenduren van 20 april 2008 heeft verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer]. Na een woordenwisseling is er een handgemeen tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] ontstaan. Verdachte is er tot tweemaal toe tussen gesprongen, naar eigen zeggen om te proberen beide partijen uit elkaar te halen. Verdachte heeft hierbij echter een onjuiste uitvoering gegeven aan zijn goede bedoelingen; hij heeft [slachtoffer] geschopt.
Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid opgewekt bij de toeschouwers van het incident.
Het hof stelt overigens vast dat verdachte niet diegene is geweest die een initiërende rol in het geweld heeft gehad. Uit het procesdossier is daarenboven niet gebleken dat verdachte het bij aangever geconstateerde letsel heeft veroorzaakt.
Het hof zal bij de strafoplegging rekening houden met een verdachte betreffend uittreksel d.d. 10 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Verdachte is bovendien - afgezien van onderhavige zaak - nimmer met politie en/of justitie in aanraking geweest.
Gelet op vorenstaande zal het hof - anders dan de politierechter in eerste aanleg heeft opgelegd en de advocaat-generaal in hoger beroep heeft gevorderd - een voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur opleggen. Aan dit oordeel ligt mede de ouderdom van onderhavige zaak ten grondslag.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.