Parketnummer: 24-001410-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-841988-07
Arrest van 3 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 20 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1951] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, een maatregel opgelegd en op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf van 25 uren met een proeftijd van twee jaren, de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk zal toewijzen tot € 150,00 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 23 september 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente],[benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ten overstaan van voornoemde [benadeelde] een schep/spade (met het blad omhoog gericht) ter hand genomen en/of vastgehouden en/of is (vervolgens) met die (omhoog geheven) schep/spade op voornoemde [benadeelde] afgelopen en/of heeft die (omhoog geheven) schep/spade op korte afstand van het lichaam van voornoemde [benadeelde] gehouden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 september 2007 te [plaats], [benadeelde] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend ten overstaan van voornoemde [benadeelde] een schep (met het blad omhoog gericht) ter hand genomen en vastgehouden en is vervolgens met die schep op voornoemde [benadeelde] afgelopen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 23 september 2007 zijn buurman [benadeelde] bedreigd met zware mishandeling. Verdachte ondervond geluidsoverlast van zijn bovenburen, waarna hij via de brandtrap naar het balkon van de bovenbuurman is gegaan en vervolgens via de keukendeur (zonder toestemming) de woning is binnengegaan. In de woning van die [benadeelde] is verdachte dreigend - met een schep in de hand - op [benadeelde] afgelopen. Verdachte heeft met zijn handelen een bedreigende situatie gecre?erd voor aangever in zijn eigen woonomgeving. Hierdoor heeft verdachte bij aangever gevoelens van angst en onveiligheid teweeg heeft gebracht.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte vóór het plegen van het onderhavige feit is veroordeeld ter zake van een overtreding van de Wegenverkeerswet. Verder blijkt dat verdachte na het plegen van dit feit nogmaals is veroordeeld ter zake van bedreiging.
Gelet op het vorenstaande zal het hof, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, een voorwaardelijke werkstraf van de door de advocaat-generaal gevorderde duur opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering is toegewezen tot een bedrag van
€ 150,00. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Dit brengt met zich dat de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voortduurt.
De benadeelde partij heeft, onder verwijzing naar ANWB Smartengeldgids 2000, de immateriële schade begroot op € 350,- , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Het hof acht het ten laste gelegde echter bewezen. Het hof overweegt dat aannemelijk is geworden dat voormelde benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. Het hof acht de vordering tot ? 150,- voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de (deels) in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld toegewezen bedrag, alsmede de gevorderde wettelijke rente, tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijfentwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdvijftig euro vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdvijftig euro vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. S. Zwerwer buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.