ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7141

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002831-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en seksueel binnendringen van een onmachtige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor verkrachting en seksueel binnendringen van een onmachtige vrouw, die een verstandelijke beperking had. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De vrijspraak van verkrachting is gebaseerd op het feit dat het hof niet kon vaststellen of de seksuele handelingen onder dwang zijn verricht. De aangeefster was op de dag van het voorval ziek en gekleed in nachtkleding, en de verdachte had haar woning betreden onder het voorwendsel van colportage. De verklaringen van de aangeefster en de verdachte verschilden aanzienlijk, vooral over de vrijwilligheid van de seksuele handelingen.

Het hof heeft vastgesteld dat de aangeefster onvolkomen in staat was om weerstand te bieden aan de seksuele handelingen, maar het kon niet wettig en overtuigend bewijzen dat de verdachte op de hoogte was van haar beperking. Dit leidde tot de conclusie dat het voor het delict vereiste opzet niet was komen vast te staan. De vordering van de advocaat-generaal om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf en een schadevergoeding aan de benadeelde partij werd afgewezen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002831-07
Parketnummer eerste aanleg: 18-654764-06
Arrest van 3 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 1 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 240 uur. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 6.000,- wordt toegewezen in combinatie met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 28 oktober 2002, in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte zijn penis en/of een of meer vingers in de vagina en/of de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [benadeelde] op een bed heeft geduwd/gegooid, althans gebracht/gelegd en/of (vervolgens) de benen van die [benadeelde] (stevig) uit elkaar heeft gedrukt en/of gedaan en/of gehouden en/of (aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 oktober 2002, in de gemeente [gemeente], met [benadeelde], van wie hij, verdachte, wist dat die [benadeelde] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogen leed dat die [benadeelde] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte zijn penis, en/of een of meer van zijn vingers in de vagina en/of de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht.
Vrijspraak
Verdachte heeft op 28 oktober 2002 als colporteur bij aangeefster aangebeld en is vervolgens bij aangeefster in de woning gekomen. Daar aangeefster zich die dag ziek voelde was zij gekleed in nachtkleding. Op de slaapkamer van aangeefster heeft verdachte aanvankelijk op een stoel naast het bed van aangeefster gezeten. Vervolgens heeft hij op haar bed seks met haar gehad. Nadat hij de woning had verlaten heeft hij diezelfde dag telefonisch contact met aangeefster gehad. Aangeefster, een vrouw met een verstandelijke beperking, heeft enkele dagen later aan haar moeder en een begeleider verteld over het seksuele contact met verdachte en verteld dat dit contact niet vrijwillig was. In een studioverhoor heeft aangeefster uitgebreider verteld over het contact met verdachte. Zij heeft verteld dat verdachte binnen is gekomen door zijn voet tussen de deur te houden toen aangeefster de deur wilde dicht doen. Zij heeft verder verteld dat zij naar haar slaapkamer is gegaan (zij voelde zich die dag ziek) dat zij daar uiteindelijke op bed is gegooid, dat haar onderbroek naar beneden is gerukt en verdachte haar benen uit elkaar heeft gedrukt en toen gemeenschap met haar heeft gehad. Zij heeft ook verklaard dat zij bang was en dat zij niet heeft durven zeggen dat zij geen seksueel contact wilde.
Enkele dagen na het voorval zijn bij aangeefster (volgens de medische verklaring: oude) blauwe plekken op haar onderbenen geconstateerd.
Bij aangeefster is onderzoek verricht waarbij DNA-materiaal is veilig gesteld. Enkele jaren later is het DNA-profiel van verdachte opgenomen in de databank en bleek zijn profiel overeen te stemmen met het profiel van het bij aangeefster aangetroffen DNA-materiaal. Daarop is verdachte aangehouden.
De verklaringen van verdachte en aangeefster verschillen voornamelijk waar het betreft de wijze waarop de verdachte de woning van aangeefster is binnengekomen, de vrijwilligheid van de seks en de aard van de seksuele handelingen. In ieder geval staat vast dat verdachte aangeefster heeft gevingerd en met haar geslachtsgemeenschap heeft gehad.
Het hof heeft getracht aan de hand van meer objectieve gegevens vast te stellen wat er verder precies is gebeurd. Dat is het hof niet gelukt. Zo zijn er bij aangeefster weliswaar blauwe plekken geconstateerd, maar wordt uit het studioverhoor en het dossier niet duidelijk waar, wanneer en hoe zij die heeft opgelopen. Het studioverhoor is beoordeeld door een deskundige. Deze heeft geconstateerd dat dit verhoor op een correcte, niet beïnvloedende manier is afgenomen, maar ook dat alternatieve scenario's en motieven daarvoor niet zijn onderzocht. Bovendien wijst de deskundige erop dat de mogelijkheid bestaat dat de herinnering van aangeefster al voor het verhoor is beïnvloed.
Het horen van aangeefster en een (eveneens verstandelijk beperkte) getuige (omtrent de relatie van aangeefster met die getuige) is volgens een ingeschakelde psycholoog na zoveel jaren niet zinvol en bovendien ongewenst omdat dit schade zou toebrengen aan de geestelijke gezondheid van aangeefster en die getuige.
Dit alles brengt mee dat het hof niet kan vaststellen of de seksuele handelingen onder dwang zijn verricht. Verdachte dient dan ook van het primair ten laste gelegde (verkrachting) te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is wel komen vast te staan dat aangeefster ten gevolge van haar verstandelijke beperking onvolkomen in staat was om weerstand te bieden aan de seksuele handelingen van verdachte. Of dat kenbaar is voor iemand die aangeefster niet kent en haar een korte tijd spreekt, zal afhankelijk zijn van de aard en intensiteit van het contact. Het hof heeft getracht, mede aan de hand van de opnames van het studioverhoor van aangeefster, zich hieromtrent een oordeel te vormen. Alles afwegend acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat aangeefsters beperking voor verdachte kenbaar is geweest. Dat betekent dat het voor dit delict vereiste opzet niet is komen vast te staan. Verdachte zal ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat [benadeelde] zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij [benadeelde] dient in verband met de vrijspraak van de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. H.K. Elzinga buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.