ECLI:NL:GHLEE:2010:BN6306

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000698-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met een mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, een 33-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 9 november 2009, toen de verdachte in de gemeente [gemeente] het slachtoffer met een mes in de rug stak, met de intentie om hem van het leven te beroven. Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de poging tot doodslag, maar niet aan de meer ernstige beschuldiging van doodslag zelf, omdat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid.

De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, en de advocaat-generaal vorderde deze straf te handhaven. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het primair ten laste gelegde bewezen. Het hof hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, waaronder de achtergrond van de verdachte als asielzoeker en de stressvolle situatie waarin hij zich bevond. Ondanks de spijtbetuigingen van de verdachte en zijn wens om terug te keren naar Irak, oordeelde het hof dat de ernst van het feit een gevangenisstraf van 24 maanden rechtvaardigde.

Daarnaast werd het in beslag genomen keukenmes onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit van dit voorwerp in strijd was met de wet. Het hof concludeerde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was, ondanks de mogelijke aanwezigheid van PTSS en stress op het moment van het delict. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000698-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-670504-09
Arrest van 8 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 1 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het PPC te Maastricht, [adres].
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W. Coppoolse, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing genomen over het in beslag genomen goed, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd het in beslag genomen mes verbeurd te verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 9 november 2009, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de rug, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 9 november 2009, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de rug, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair
hij op 9 november 2009 in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: poging tot doodslag.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een groot keukenmes in zijn rug te steken. Het slachtoffer liep hierdoor een forse steekwond op, waardoor bij het slachtoffer de angst ontstond dat hij het leven zou verliezen. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Poging tot doodslag is een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het verdachte betreffende uittreksel uit het Justitiële Documentatie d.d. 9 juni 2010. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Verdachte is een 33-jarige man die als asielzoeker vanuit Irak naar Nederland is gekomen. In het asielzoekerscentrum te [plaats] zou verdachte door de medebewoners regelmatig zijn uitgescholden en minderwaardig zijn behandeld. Deze vernederingen zouden, aldus verdachte, uiteindelijk hebben geleid tot het steken met het mes.
Uit de opgemaakte rapportages betreffende de persoon van verdachte, door de psychiater, L.M.A.E. Vanvuchelen, en de klinisch psycholoog, H.A. Feringa, blijkt dat er op basis van de voorhanden zijnde informatie uit het onderzoek niet gekomen kan worden tot een volledig beschreven diagnose en er niet kan worden gesteld dat er sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. H.A. Feringa stelt echter wel vast dat er ten tijde van het plegen van het delict bij verdachte mogelijk sprake was van een PTSS en/of een dusdanig niveau van stress dat dit zijn handelen op die bewuste dag beïnvloedde. Desgevraagd concludeert H.A. Feringa evenwel dat niet gesproken kan worden van vermindering van de toerekeningsvatbaarheid. Het hof vindt in deze rapportages of in andere bevindingen geen aanleiding om af te doen aan de toerekenbaarheid van de verdachte, zodat hij voor hetgeen bewezen is verklaard in strafrechtelijke zin volledig verantwoordelijk moet worden gehouden. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven spijt te hebben van zijn handelen.
Hoewel verdachte heeft aangegeven zo snel mogelijk terug te willen naar Irak en de advocaat-generaal ter zitting heeft verklaard dat de Irakese autoriteiten hebben aangegeven verdachte weer te willen opnemen in het eigen land, is het hof van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf zoals door de raadsvrouw van verdachte bepleit.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de - door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechter in eerste aanleg opgelegde - gevangenisstraf van 24 maanden een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Beslag
Het hof zal het in beslaggenomen keukenmes onttrekken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van dit voorwerp - met behulp waarvan het bewezen verklaarde feit is begaan - is in strijd met de wet.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart aan het verkeer onttrokken het in beslaggenomen keukenmes.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.